Schrijflap

Blogberichten

  • Bevrijdingstijd (2)

    Bevrijdingstijd (2)

    Mijn uitgever Noordboek/Bornmeer vroeg of ik een column wilde schrijven voor hun website in verband met 80 jaar vrijheid. Om lezers het verhaal achter mijn beide boeken te vertellen, het Friestalige kinderboek ‘Sis my wa’t ik bin’ en het Nederlandstalige jeugdboek ‘Wat het hele dorp wist’.

    Het was fijn om een korte opdracht te krijgen en met een redacteur samen te werken. Hoewel de boeken geschikt zijn voor kinderen en jongeren lezen volwassenen ze ook graag, weet ik inmiddels.

    Zie https://noordboek.nl/een-verhaal-twee-titels-in-twee-talen/

    Hopelijk geeft deze opdracht me een zetje om toch weer te gaan schrijven; al is het maar in kwartiertjes. Het bedenken en schrijven van ellende van anderen geeft me meer voldoening dan de pijn van mezelf. Bovendien heb ik niet voor niks zo’n mooie werkplek gemaakt waar ik iedere dag de bloesembomen verder zie uitkomen.

    Hanneke de Jong
  • Bevrijdingstijd (1)

    Bevrijdingstijd (1)

    Het is 5 jaar geleden dat ik de laatste hand legde aan ‘Sis my wa’t ik bin’, het Frysktalige verhaal over het Joodse smokkelkind Louis Godschalk dat als peuter naar Friesland werd gebracht. Hij kwam bij een moederloos gezin waar hij na de oorlog kon/moest blijven. Een door de overheid ingestelde commissie, de OPK – oorlogspleegkinderen – besloot dat dat het beste voor hem was, ook al hadden verschillende familieleden zich gemeld dat ze hem een Joodse opvoeding wilden geven. Pas toen hij 13 jaar was kreeg hij te horen hoe het zat. Hij ontdekte dat iedereen in het dorp dat wist, ook zijn vriendjes, maar dat ze hem dat niet mochten vertellen van de pleegvader. Hij groeit eenzaam op en liefdeloos, ook al was zijn pleegmoeder zorgzaam, maar ze mocht van de vader niet laten merken hoeveel ze van Loekie hield. Het Friestalige blad voor de bovenbouw van de basisscholen Tsjil (Tsjil betekent ‘wiel’ in het Fries) besteedt aandacht aan 80 jaar bevrijding en aan mijn boek. Zie ook www.cedinonderwijs.nl/tsjil

    Een paar maanden geleden kreeg ik een mailtje van een lezeres die het Friese boek had gelezen. Ze vroeg me of ik het had vertaald naar het Nederlands omdat ze het boek zo mooi vond dat ze het haar kleindochter Nova wilde laten lezen. Ik schreef terug dat ik een Nederlandse versie van datzelfde verhaal had geschreven, of beter gezegd had hérschreven: ‘Wat het hele dorp wist’. Het kind uit het Friestalige boek keert terug in de Nederlandse versie, maar dan als grootvader met zijn dochter en kleinzoon. De kleinzoon wil graag weten wat het verhaal van zijn, altijd zwijgende, grootvader is en probeert hem dat te ontfutselen. Helaas was deze Nova nog te jong voor de Nederlandstalige versie.

    Vandaag kreeg ik weer een mail van deze mevrouw. Ze had het Nederlandstalige boek ook gelezen en vond het prachtig. Dan, vertaald: Vandaag feest in Zwolle. 14 april 1945 werd Zwolle bevrijd door de Canadezen. 80 jaar vrijheid. De jaarlijkse kranslegging wordt altijd verzorgd door twee scholen. Op een van die scholen zit kleindochter Nova. Ze had zelf bedacht om het verhaal van Louis Godschalk te vertellen. Met een beetje hulp van oma had ze het opgeschreven. Juf vond het verhaal heel indrukwekkend en daarom goed. Vanmorgen mocht Nova het voorlezen. In het bijzijn van de burgemeester, de zoon van een van de Canadese bevrijders van Zwolle, een groep veteranen en schoolkinderen was het een plechtige bijeenkomst. Zo luisterden we ook naar The Last Post, het Wilhelmus en waren we twee minuten stil. Het was alles bij elkaar een ochtend om nooit te vergeten, aldus de (trotse) oma.

    Beide boeken zijn nog te koop: ‘Sis my wa’t ik bin’ kost €7,90 + verzendkosten als je het via mij bestelt. ‘Wat het hele dorp wist’ is in elke boekhandel verkrijgbaar voor €14,90.

    Hanneke de Jong
  • Over King en de drakenvlinders

    Over King en de drakenvlinders

    Kijk naar de omslag. Kijk goed. Onder de naam van de auteur, Kacen Callender, staat: Bekroond tot jeugdboek van het jaar in Amerika. Nu ik het boek uit heb, word ik daar ontzettend verdrietig van.

    Waarom?

    Er staat niet bij in welk jaar dit boek werd bekroond maar het was een ander Amerika dan nu. Vermoedelijk wordt dit nu uit de bibliotheken gehaald; in hoeverre boekhandels nog vrij zijn om boeken als dit te verkopen weet ik niet.

    Waarom zal dit nu minder worden gelezen, waar gaat het over?

    De hoofdpersoon is King, een bruine jongen aan het begin van de puberteit, die zijn oudere broer Khalid vreselijk mist. Khalid overleed onverwacht, maar in Kings hoofd is hij nog zeer aanwezig. Daarbij mist hij Sandy, die lang zijn beste vriend was. Sandy is wit, hij is de zoon van de sheriff en hij heeft een slecht leven. Zijn vader mishandelt hem en sinds bekend is dat hij homo is, is dat er niet beter op geworden.

    Toen Khalid hoorde dat Sandy gay was, maakte hij King meteen duidelijk dat hij niet meer met Sandy om moest gaan. Om bruin te zijn in Louisiana valt al niet mee, maar ga het niet ingewikkelder maken dan het is door bevriend te zijn met een homo, vindt hij.

    Van het verhaal zal ik niks vertellen, maar het is spannend en prachtig geschreven. Zelden heb ik over verdriet en rouw mooiere zinnen gelezen; ook de twijfel van King of hij misschien net als Sandy homo is terwijl Jasmine net heeft besloten dat ze verkering hebben. Al klopt dat niet voor zijn gevoel, het is natuurlijk wel zo gemakkelijk. De beschrijvingen van de natuur, de broeierige sfeer van de bayou, de ruzies en het voor elkaar opkomen en bijna aan het eind de setting van de schitterende en kleurige Mardi Gras, wat een boek! Het is een boek om steeds weer te lezen, helemaal nú, om je te realiseren dat al is het in deze Trump-tijd misschien verboden, feiten niet veranderen. Er zullen altijd jongeren zijn die ontdekken dat ze zich van binnen anders voelen dan ze van buiten lijken, of ze nu wel of geen kleur hebben, die ontdekken wie ze zijn. Hopelijk blijft dit boek zijn weg vinden, hier, in Amerika en waar dan ook. Dit is een belangrijk boek, het zou in klassen gelezen en besproken moeten worden. Ik zou het eerder een C dan een B label geven, want ook in hogere klassen van het voortgezet onderwijs is dit een prima boek om het te hebben over thema’s als vriendschap, racisme, accepteren wie je bent, homofobie en rouw.

    Dank je wel Queridokinderboeken dat we dit boek ook in Nederlands kunnen lezen en dank je wel Annelies Jorna voor de prachtige vertaling.

    Hanneke de Jong
  • Na 10 maanden

    Na 10 maanden

    Het was niet de leukste tijd. Ik begin Johan steeds meer te missen in de meest simpele dingen. Dat hij er is als ik thuiskom, dat ik tegen hem aan kan leunen, letterlijk en figuurlijk, dat ik kan overleggen, dat ik heel veel dingen niet met hem zou hoeven overleggen omdat hij allang deed wat gedaan moest worden. Vorige week ging ik naar de kapper. Anders had hij in die tijd de paar boodschappen gedaan die ik daarna nog moest doen. Wilde doen. Ten slotte in twee keer deed. Maar o, wat ben ik dan moe. Ik maakte zelf eten en, zeker als ik zo moe ben, kan ik dat niet georganiseerd doen. Als ik het eten opschep weet ik achter me een ontplofte keuken.

    Ik mis het samen zijn, genieten van de benedenverdieping die helemaal was opgeknapt, de verwachting dat we daar nog lang van zouden kunnen genieten, van niet meer samen oud worden maar het zijn, omdat we wel door hadden wat onze lijven te lijden hadden gehad van onze ziektes en kwalen. Ik mis hem als ik naar het nieuws kijk, ik kletste er te vaak doorheen, dat vond hij irritant, en nu ik alleen ben doe ik het niet. Niks an. Niet prettig afgeven op de stoelendans van de politici, niet tien keer opmerken hoezeer ik Clairy Polak zal missen. De twinkeling in haar ogen, het licht-ironische glimlachje. Ze had er plezier in en dat zag je.

    Wat ook raar is – en misschien niet – dat ik sinds Johan dood is het gevoel heb dat mijn ouders en mijn zus dichterbij zijn gekomen. Ik mis ze zo, nu ik niet kan vertellen over dit turbulente jaar. Het jaar dat nog niet om is maar wel ver gevorderd.

    Droevig stukje, vind je niet? Zo voelde ik me als ik voor de zoveelste keer op Verhuishonden klikte, of Baasje gezocht. Ik ben geen Baasje meer en ook geen Vrouwtje. Van links en rechts kreeg ik te horen dat ik niet eens mocht denken aan een hond. Dat kon ik het dier en mij niet aandoen. Neem dan een kat!

    Uit gewoonte sputterde ik tegen, als altijd een dwarsligger. Wie wil nou een kat als je een hond bent gewend? Toch begon ik op internet te snuffelen en zag kittens in alle soorten en in de maatjes S en XS. Toen zag ik haar. Als laatste van een rijtje. Dat waren haar broertjes, cypers of wit met cypers. Zij niet. Ze is rood, bescheiden rood met een witte bef en betoverende blauwe ogen. Een poes uit een sprookje. Ik schreef een berichtje, of ze al bezet was. Nog niet. Misschien wat voor u?

    Ja! Weg was de gedachte aan Luca. Vanaf het moment dat dit het adres van de poes is, kan mijn vroegere hond hier niet meer komen, want Luca haat katten.

    De reactie van de kinderen was gemengd, van heel enthousiast tot uitgesproken tegen. ‘Ik had nog zo tegen mem gezegd: zorg eerst maar eens goed voor jezelf!’ Dat is het kind dat als peuter net zo dwars was als ik nu, waar we tegen zeiden als we naar pake en beppe gingen dat hij niet mee mocht. Dan zat hij als eerste in de auto. Desondanks herkent hij het niet in mij. Ik heb ‘stille wille’ en begrijp hem zo goed.

    Toen mijn vader overleed veranderde mijn moeder. We merkten op hoe ze elkaar in de relatie hadden aangevuld; zonder mijn vader was de balans zoek. Zoiets zal het zijn. Daarbij heb ik dezelfde kwaal als mijn moeder destijds: ik vergeet zo veel. Tegen haar zei ik dan begripvol dat dat logisch is. Als je samen bent herinner je elkaar aan dingen: heb je daar wel aan gedacht? Heb je gezien dat je morgen een afspraak hebt bij die? Nu moet ik mezelf er steeds aan herinneren dat ik op de kalender moet kijken. De spiegel, daar kijk ik ook te weinig in. Blijkt mijn haar inmiddels half lang te zijn. Ik controleer op de kalender: het is bijna drie maanden geleden dat ik bij de kapper was. Als ik toch in de spiegel kijk zie ik mijn bloedende mondhoekjes. Daarom kan ik mijn mond bijna niet open krijgen. De rode droge plekjes onder mijn ogen. Als mijn huid zo reageert word ik een ‘vieze Lize’. Ken je het nog? Van Robert Long?

    Ik ga bij de oudste, Lykele, op visite, op kraamvisite, want ze hebben ook een jonge kat. Een rood katertje: Jeff. De kinderen zitten/hangen op de bank en Jeff ligt tegen een van hen aan te slapen. Ik ga in de hoek zitten en kijk naar Jeff. ‘Ik breng hem straks wel even, beppe,’ zegt de 13-jarige. ‘’t Is goed jong,’ zeg ik, ‘laat maar lekker slapen.’

    Jeff wordt wakker, kijkt lodderig om zich heen en rekt zich heel lang uit. Dan staat hij op, trippelt over de bank, over de knieën van Thijs naar mij. De kinderen volgen hem vol verbazing, vooral als hij bij me komt liggen zodat ik hem lekker kan aaien en kriebelen.

    ‘Hoe doet beppe dat?’

    ‘Gewoon, niks doen. Poezen zijn nieuwsgierig en dan komen ze vanzelf. Bovendien hadden we vroeger altijd katten: een moeder en een dochter, die tegelijk jongen kregen. Allebei een jongen en een meisje, die we namen als Gert en Hermien, Nina en Frederik, Porgy and Bess en noem maar op gaven. Zoals ze achter elkaar aan konden rennen!’

    Als ik weer naar huis ga krijg ik van schoondochter Tineke een ijzeren hangmatje, met daarin een zacht dekentje, mee. ‘Een bedje voor Foekje, want Jeff wilde er niet in slapen.’

    Thuis zet ik het klaar, leg er vast een knuffel in en grinnik als ik naar de keuken ga. Foekje, zo heet het poesje. Om twee redenen die ik niet ga vertellen. Onder degenen die goed raden verloot ik een boek van mij naar keuze (op de laatste 3 na). Familieleden zijn uitgesloten!

    De dagen worden korter en daar ben ik gevoelig voor. Zeg maar dat ik er triest van word. Ik weet dat er een paar zware maanden komen, maar ook met lichtpuntjes. Een daarvan is Foekje. Is ze niet lief?

    Hanneke de Jong
  • Dach Luca

    Dach Luca

    It wie sa’n moai idee, doe’t ik mar net opknapte, om Luca mei Meia en Freerk, dy’t ik al hiel lang ken, as dieltiidhûn te hâlden. Yn de winters en as it kâld wie soe er by harren wêze en simmers by my om’t ik stekjes hie sadat er wol bûten wêze koe sûnder alle kearen de hort op te gean. In prachtich idee, mar it wurke net. Soe it op den doer dochs slagje kinne, of wie dat te folle mei minskegefoel tocht? Ik wist it net en mailde mei in jeugdfreon fan Johan dy’t Luca syn bistedokter west hie en no mei pinsjoen. Om’t er fûn dat er dat net fia mail of tillefoan sizze koe, kaam er by my thús.

    We seagen inoar wat ûnwennich oan, dejingen dy’t ús bûnen wiene der net by en o, wat miste ik harren! Ik makke kofje klear en fertelde hoe’t Luca begjin novimber ferline jier sa’n 2 1/2 oere by it deade lichem fan Johan sitten hie oan’t der ien kaam te sjen.

    De earste wiken nei it ferstjerren fan Johan lieten buorlju Luca út, mar se jûgen daliks oan dat dat tydlik wie. Dus moast der wat oars op betocht wurde. Yn ferbân mei de kombinaasje fibro, long Covid en wat rou mei in minske docht koe ik der net sels 3 x deis mei Luca op út wylst in koaikerhûntsje ferlet fan beweging hat. Uteinlik hie ik in ploechje minsken dat op min as mear geregelde basis Luca útliet. Luca koe se allegear en liet dat ek altyd entûsjast witte. Mar doe’t ik yn jannewaris siik waard hie ik de hannen fol oan mysels en koe ik ek de lêste soarch net mear oan him besteegje.

    Ik belle mei Freerk dy’t nei in pear kear útlitten oanbean hie dat Luca dêr útfanhúzje koe as my dat better útkaam. Ik wist dat Luca by him en syn frou yn goede hannen wie. Se hellen him op mei al syn guod en we praten ôf dat er ien kear yn ’e wike in middei by my wêze soe, as sy op harren pake- en omasizzer pasten. Dêr is in kat en dat is net sa’n bêste kombinaasje. Sa sein en sa dien.

    Luca hie it nei it sin, fernaam ik al gau. Yn it begjin wie er noch bliid om my te sjen mar al gau lei er it grutste part fan de middei foar it rút om te sjen oft syn nije baas en de frou al wer kamen. Fansels fûn er it aardich as ik ris in blokje mei him om rûn en en it stokje dat er nei dy tiid krige foel der ek altyd yn. Mar noch wat letter seach er as er yn ‘e keamer kaam net mear nei my om as nei in willekeurige stoel of tafel. Ik hie it gefoel dat er it befreone echtpear as syn baas en frou akseptearre hie. It moaie idee fan in dieltiidhûn like net mear fan tapassing. Nei’t ik it ferhaal dien hie oan Johan syn eardere freon frege er: ‘Sil ik it mar sizze? Direkt?’

    ‘Graach,’ sei ik want ik woe witte wêr’t ik oan ta wie, en Luca en syn gastgesin ek.

    ‘Eins hat er it sels al oanjûn.’

    ‘Troch alle kearen sa bliid te wêzen as er Freerk en Meia wer seach.’

    ‘Presys.’

    De triennen rûnen my oer de wangen, ek al wist ik it wol.

    ‘Lytse treast, do hast goede minsken útsocht.’

    Dat wist ik ek en noch mear doe’t se middeis daliks kamen om it der oer te hawwen en harren ‘nije húsgenoat’ mei nei hûs te nimmen. ‘As de bernsbern ris komme wolle om mei him te kuierjen, is dat poerbêst, hear. En dat jildt ek foar dy fansels.’

    Ofrûne sneintemiddei hat Nova der al efkes west om mei him te kuierjen. Sy hat sa faak tegearre mei pake in blokje om rûn mei Luca! Gelokkich woe Luca Nova noch wol kenne.

    Ik mis him freeslik, moarns daliks al as er fernaam dat ik wekker wie en ik him kommen hearde, alle kearen as ik thús kaam en hy altyd entûsjast by de doar stie te kwispeljen, jûns as er sa graach by my op skoat siet as ik tillevyzje seach.

    Mar foar him bin ik bliid dat er no wer in goed plak hat dêr’t minsken binne dy’t wiis mei him binne en goed foar him soargje.

    Dach leave, eigensinnige Luca.

     

    Hanneke de Jong