Schrijflap

Blogberichten

  • Covid en zo 3

    Covid en zo 3

    Na de hectische dag volgt een dag van relatieve rust. Ik merk hoe heilzaam dat is voor lijf en hoofd. Ik lees wat, twitter wat, wandel aan het kabeltje en doe een spelletje. Denk, rust.

    Ik merk dat de verpleegkundigen nieuwe bedden binnenrijden en spullen voor nieuwe patiënten, hoe de ervaren covidmensen nieuwe collega’s rondleiden en uitleg geven. Vooral het ‘schoon’ houden van spullen via de sluis behoeft uitleg en oefening. Ik ben onder de indruk van de manier waarop men hier zorg geeft en doorgeeft.

    De volgende dag begint met een douche en een haarwasbeurt: wat heerlijk om je weer mens te voelen! Het kost wat, – energie en niet te weinig -, maar toch, zo fijn! Rust!

    Zei ik rust? Niet vandaag! Om de beurt marcheren artsen, fysio en diëtiste naar binnen met vragen en uitleg, vervolgstappen en hoe verder te gaan. Ik mag wandelen met een zuurstofflesje in de rollator en en passant zet iemand me op een weegstoel. Hoewel ik graag af wil vallen, ik had net een begin gemaakt, zal ik dat hier niet moeten doen. Alles is erop gericht om de spieren in conditie te houden met veel eiwitten, ook als je zuivelvrij moet eten. Het lukt, hoera, niet afgevallen!

    Het is een doedag met douchen, voor een groot deel zelf, wandelen, in 3 rondes 4 keer over de afdeling heen en weer, met een wachtende po-stoel omdat de dokter wil weten wat de nieren presteren, ik ben een groot deel van de dag bezig!. Ben je halverwege de dag, blijkt dat een overactief iemand de po met jouw vloeibare goud in het toilet heeft gegooid! Hoeveel was het ongeveer? Geen idee, ik kan het niet overdoen! Ik neem de tijd om te schrijven, deze stukjes, vers van de pers zonder redactie, omdat ik weet van mijn lotgevallen in het ziekenhuis op La Palma, die ik zo snel vergat. Bovendien was een longontsteking krijgen tijdens je vakantie een uitzondering, maar hier ben ik helaas de enige niet! En gezien de besluitvaardigheid van dit kabinet dat allang weg had moeten zijn, kan alles nog heel lang duren.

    ’s Avonds merk ik dat zo’n bezige dag weer heel veel vergt. Ik ben moe, de gedachten schieten overal heen en, hoe moe ik ook ben, het duurt lang voordat ik slaap en het is vroeg als ik weer wakker word. Ik neem me voor de activiteiten beter te verdelen, aandacht te hebben voor het hoofd dat zoveel moet verwerken.

    Deze dag begint goed, met een verrassing: de zuster brengt me een groot pak, verpakt in Sinterklaaspapier. ‘Dat mag u morgenmiddag pas uitpakken,’ zegt ze. ‘Als de familie Sinterklaas viert!’ Resoluut zet ze het pak onder in de kast. Ik ben blij en verrast en mijn eerste reactie is toch nog snel Sinterklaasgedichten te schrijven, die via de mail en de printers thuis de kleinkinderen, die veel verdriet hebben dat beppe is het ziekenhuis ligt, met enge draadjes uit haar neus!, dat ze toch nog kunnen genieten van het pakjesfeest. Ik zal erbij zijn, via Teams, om zo ook even aan de feestelijkheden te ruiken.

    Na de douche, de dokter, de diëtiste en de fysio komt een verpleegkundige met de boodschap dat ik een buurman zal krijgen. We bespreken hoe dat voor mij ook prettig kan verlopen, het tussengordijn gaat dicht en het nog lege bed wordt aan alle kanten klaar gemaakt.

    Per brancard arriveert de buurman, 80, voor de tweede keer Covid, en o, wat klinkt hij benauwd. Ik ben hier nu een week, klonk ik ook zo? Bij de buurman is het een duiventil. Van artsen, verpleegkundigen, de magische kinderwagen waarmee de foto’s worden gemaakt. De prikken, waarbij de prik in de pols om er bloed uit te halen waarin ze meer kunnen zien dan bloed van elders de pijnlijkste is.

    Ik zit op mijn stoel, observeer met afstand, wandel een stukje, vergeet niet om dingen te vragen die ikzelf nodig heb, want dat vergeet ik in zo’n situatie makkelijk. Ik maak de laatste gedichten af, schrijf mijn stukje en geniet van een aflevering Masterchef Australië, het programma waarbij ik me, zeker hier, zo heerlijk kan ontspannen. Aan de andere kant merk ik tijdens mijn wandelingetjes op dat de afdeling vol komt te liggen. De kamer hiernaast, waarop lang stond: Niet Betreden, is ook open met een patiënt. Meer patiënten betekent meer verplegers en verzorgers, allemaal met mobieltjes, geluidjes, bellen en noem maar op.

    Nu de dag bijna voorbij is, overdenk ik de gesprekken met de arts: het gaat goed met me, en ook met een zuurstofflesje zou ik naar huis kunnen gaan. Want o, wat wil ik graag naar huis! Rust!

    Natuurlijk is er een maar. Ik moet minstens 24 uur klachtenvrij zijn. Dat ben ik niet, ik hoest na inspanning. Die stomme hoest!

     

    Hanneke de Jong
  • Covid en zo 2

    Covid en zo 2

    De dag begint goed, na een ononderbroken nacht van zes uur. Ik neem de tijd om mezelf na de poetsbeurt heerlijk met crème en bodylotion te verwennen. De eerste dagen heb ik alleen het hoogstnoodzakelijke tot mijn beschikking: manlief positief getest, kinderen zitten met testen of andere druktes. De vorige dag heeft de oudste aanvullend materiaal gebracht en daar knap ik nu van op.

    Na het eten komt een jonge vrouwelijke arts die alle tijd voor me neemt. De longen herstellen langzaam en vandaag kan ik met minder zuurstof toe. Dat wordt toegediend door een lijntje, sorry, de woorden strompelen vandaag in plaats van dat ze vloeien maar daar mag je zelf iets van maken. Dat lijntje is bevestigd aan een lange kabel, zodat ik mijzelf als een hond uit kan laten tot in de wc. Hoera! Niet teveel hoera, ik moet plassen in de postoel om de nieren in de gaten te houden. Ook best.

    De diëtist geeft tips voor extra eiwitten om te voorkomen dat de spieren, zorgvuldig opgekweekt na de renovatie van mijn binnenwerk, met de snelheid van het licht worden afgebroken. Dan val je af maar niet op de goede manier! Omdat ik van zuivel luchtweginfecties krijg heeft ze andere tips en binnen een uur staat er een eiwitdrankje voor mijn neus. De fysio bespreekt de oefeningen en de buurvrouw, schuin aan de overkant maakt zich klaar voor vertrek.

    En dan. ‘U krijgt een overbuurman, mevrouw De Jong,’ meldt een verpleegkundige. Binnen het kwartier is de man gearriveerd en wordt hij geïnstalleerd. Recht tegenover me. Ik staar naar buiten en probeer mijn gedachten te ordenen.

    Iemand aan de overkant, daar kan ik niet aan ontkomen. Ik kan niet filteren, ik hoor alles en ik merk dat ik in paniek raak. Ik was toch zo flink? Het ging toch zo snel? Aan de andere kant is het een ziekenhuis voor iedereen, Hanneke de Jong! Weg met die koninginnen-allures! Ja maar, hoe doe ik dat met mijn ADHD?

    De buurvrouw die bijna weg is, fluistert mij de gedachte toe die ik ook al had: ‘Vraag om de plek tegenover mij, ik ben straks toch weg.’
    Ik trek me terug op het toilet, aan mijn lijntje, en, nee, barst niet in huilen uit, dat doe ik zelden. Maar de ogen worden wel nat. Ik zie mezelf in de spiegel staan en denk: ‘Dat is mama!’ Het gewicht van bijna 70 levensjaren is me aan te zien. Na het overlijden van mijn vader veranderde mijn moeder in een vrouw die ik (meestal) niet zou willen zijn. En daar staat ze!

    Terug op mijn bed merk ik dat ik hier slecht mee om kan gaan, niet alleen mijn hoofd, maar ook mijn lijf. Als de verpleegkundige even later mijn longen, bloeddruk, ademhaling controleert is het resultaat meteen te merken. ‘Wat zit uw ademhaling hoog, mevrouw De Jong. Komt dat door die kabel, denkt u?’ Ik vraag of ze met me meekomt naar de gang en probeer haar uit te leggen dat ik me niet van prikkels af kan sluiten want ADHD, maar dat ik dat natuurlijk het liefst zou willen. Ik leg haar de verhuisoptie voor, dan ligt er niet iemand in mijn blikveld al hoor ik natuurlijk wel alles.

    Zuster gaat akkoord en als de buurvrouw afscheid heeft genomen en me Gods zegen heeft toegewenst de komende tijd, verhuizen twee verpleegkundigen het bed, het kastje en de tas, en de tekeningen van de kleinkinderen die ik vannacht net had opgehangen. Nog maar nauwelijks heb ik me geïnstalleerd of een van de verpleegkundigen komt bij me zitten. ‘We schalen op,’ zegt ze. ‘Dat betekent dat er op deze kamer misschien nog iemand bij komt.’ Bambi’s ogen zijn er niks bij! ‘Maar,’ gaat ze verder, de kamer hiernaast gaat open, dat is een tweepersoonskamer. U zou daar kunnen liggen, al is het niet gezegd dat u alleen blijft.’ Ik ga ongezien akkoord en het bed en kastje verhuizen naar de volgende kamer. Daar is het grootste probleem dat het toilet iets verder weg is, wat in verband met de kabel wat ingewikkeld ligt. Als ik zit, moet ik mijn gezicht voorbij mijn knieën houden als een reiger zonder visje, langer is de kabel niet. Dat kan me nu helemaal niks schelen en in de rust van de nieuwe kamer probeer ik mezelf te hervinden.

    Een paar uurtjes later, als ik aan mijn kabeltje richting toilet wandel, valt mijn oog op een aantal toevalligheden, waarin ik onmiddellijk een mysterie herken. Een mysterie met een kerstman. De dag is bijna voorbij, morgen ga ik op zoek naar die kerstman.

    Die avond merk ik dat we opschalen: de verpleegkundigen hebben het druk met nieuwe bedden, die langzaam vol worden, en nieuwe collega’s die zich de covidmaterie eigen moeten maken.

    Hanneke de Jong
  • Covid en zo 1

    Covid en zo 1

    Wie me wat langer volgt, weet het wel: ik heb een kwetsbaar lijf. Dat is niet leuk, want willen is bij mij het liefst kunnen, maar dat is het vaak niet. Vaker een tandje minder dan meer. Voor mij geen discussie, het beter willen weten dan wetenschappers die niet in naam van een wereldorde of ter zelfpromotie de wetenschap willen dienen (!) dat is voor mij de beste weg. Ook al omdat, als je zo principieel vertrouwt op jouw wetenschap of jouw god, je je bij besmetting niet zou moeten laten opnemen, want hoe zit het dan met het vertrouwen?

    Inderdaad, dit is geen blij stukje over een boek op komst, maar over ziek zijn. Ergens op 17 november liet ik me testen en het resultaat kwam niet onverwacht, ik was positief. Mijn contacten beperkten zich tot de sportschool en een masseur, die hun best deden mij weer in vorm te krijgen na de renovatie van de afgelopen jaren. Het was spannend om af te wachten wat het, vaak onbetrouwbare, lijf deed. Na bijna een week kreeg ik pufjes, twee dagen later ging het snel slechter en de huisarts stuurde me meteen door naar het ziekenhuis in Leeuwarden. Manlief, inmiddels ook positief, zette me af en vertrok weer. Ik kwam in de onderzoeksmolen en aan het begin van de avond bleek Fryslân ‘vol’ en bracht een ambulance me naar het Martiniziekenhuis in Groningen. Daar werden veel onderzoeken opnieuw gedaan, of andere, daar wil ik af zijn; artsen en verpleegkundigen luisterden, prikten, en deden alles om er zo snel mogelijk achter te komen hoe het met mij gesteld was. Niet geweldig.

    Mijn eerste plekje was op een kamer alleen, en o, wat was ik daar blij mee! Ik kreeg een slangetje in de neus dat met windkracht acht verse, warme zuurstof in mijn neus blies. Ik kreeg medicatie en eigenlijk weet ik er niet meer zoveel van, want pas ’s nachts om twaalf uur mocht ik bijkomen en min of meer gaan slapen. Binnen de familie werd een transportlijntje opgezet: oudste zoon werkt hier om de hoek aan de ringweg en hij bracht maandagochtend nieuwe aanvoer kleding, mijn eigen medicatie en wat ik verder had gevraagd. De eerste was nam hij mee terug. Een paar dagen later ontving ik nog een tas, die dochter bij heit had opgehaald.

    Inmiddels was mijn mooie plekje vergeven aan iemand die het harder nodig had; ik kwam op een (4-persoons) kamer bij een mevrouw die een paar dagen ic achter de rug had. Grotere tegenstellingen konden er niet zijn, ze kwam van de Biblebelt, geen vaccinaties, maar ze prees wel de goede zorg in Nederland. Ik was nog te zwak om daarover te discussiëren, wij knikten en glimlachten naar elkaar. Zo ontstond toch een band, vooral een paar uur voordat ze zou vertrekken.

     

    Hanneke de Jong
  • It Ferbeane Boek, verrassing!

    It Ferbeane Boek, verrassing!

    Je hebt een boek in je hoofd, een Frysk kinderboek. Niet gek, want het wemelt in je hoofd van Fryske berneboeken. Het moet een boek vol fantasie worden en als je begint, heb je eigenlijk geen idee waar je aan begint. Maar het Letterenfonds gaf je een projectsubsidie, dus die zien het wel zitten en jij hebt zin om dit boek te schrijven.

    Er is een maar, al ben je dat gewend. Waar het met het boek precies heengaat weet je niet, waar het met jezelf naar toegaat ook niet. Er staan operaties te wachten, en je denkt dat het gaat om de tweede heup. Net als in het boek, verrast het leven je, in dit geval met twee operaties, twee nieuwe knieën. Dat betekent naast pijn veel oefenen en revalideren. Heb je dan nog tijd en energie om een boek te schrijven?

    Het blijkt wonderwel te werken, als je er met je heupen of je knieën doorheen zit, is er het boek, is er de vreugde want er is fantasie. Veel! Over het jongetje dat nog steeds niet leest maar zijn zusje van zes inmiddels wel. Dat hij bij de buurman een heel oud boek, met een zilveren slot erop, ziet dat hem wenkt: lees mij, lees mij. Huh? Een boek dat hij wil lezen? Als hij het op wil pakken komt de boze buurman binnen die hem toesnauwt dat dat boek voor hem verboden is! En dus wil hij hoe dan ook dat boek lezen! Zijn buurmeisje Feyza wil hem helpen om dat boek in handen te krijgen en toch te leren lezen, wel zo handig. Maar waar is het sleuteltje? En als hij het heeft gevonden en het in het slot steekt, klapt de deur van de kamer dicht zodat Feyza er niet bij kan zijn als hij het boek ingezogen wordt, weg van Feyza, de buurman, zijn ouders en zijn zusje; dan wacht hem een echt leesavontuur. Gelukkig is hij niet altijd alleen, want de hond en de kat waar hij over leest, Smycht en Skarlún, helpen hem. Hoe? Tsja, er zit maar een ding op: lezen!

    Het boek komt uit, er is geen mens die het ziet: coronatijd, winkels dicht. Zo jammer! Je kunt wel janken, het is een boek om te lezen, voor te lezen, over te werken, te lachen en zelf je fantasie aan het werk te zetten. Dan komt er een reactie: wat een geweldig boek, ‘Je zit meteen mee te puzzelen, spannend, fris, fijn, een heel fijn boek! Ik wil er 80 van hebben om er kinderen mee te verrassen, om het ze te laten lezen en erover te werken!’

    Precies waar jij van droomde! Ze bestelt die 80 stuks bij de uitgever en mailt tot slot het volgende: ‘Ik hoop vurig dat er een Nederlandse vertaling van komt, want het is natuurlijk hét boek over lezen en creatief schrijven, het is bijna een leerlijn in zichzelf, en een must have voor bijvoorbeeld Schoolschrijvers om bij kinderen leesvaardigheid, woordenschat en creatief denken te vergroten.’

    Ik ben benieuwd en blij: wat zullen die 80 kinderen zeggen?

    Hanneke de Jong
  • Vervolg op In vrijheid

    Vervolg op In vrijheid

     

     

    Mijn hoofd was nog niet uitgevraagd, zelfs niet nadat ik in mijn vorige blog mijn ei had gelegd. Want waarom is men in China bang voor kinderboeken? Zo bang dat ze de schrijvers ervan, dat wil zeggen schrijvers van hun onwelgevallige kinderboeken, opsluiten en heropvoeden? Het antwoord kwam weer via de tv tot me.

    De laatste uitzending van DWDD had als thema het afgelopen decennium. Een van de gasten was Ruben Terlou die programma’s in en over China maakt. Hij vertelde dat een dieptepunt van de laatste tien jaar, wat hem betreft, het verbod op de film van Winnie the Pooh is. Wat? Winnie the Pooh? Dat lieve beertje dat niemand kwaad doet?

    ‘Waarom?’ was de logische vraag. Het antwoord vind je in minuut 41.30 van https://www.bnnvara.nl/dewerelddraaitdoor/videos/523816

    Hoe we ook kunnen foeteren op dingen die niet deugen in Nederland, we mogen wel schrijven, zelfs of juist ook voor kinderen, wat we willen. Als er geen uitgever is die er brood in ziet, geven we het in eigen beheer uit. Maar we mogen schrijven, uitgeven, laten lezen of zelf voorlezen wat we willen. Het enige kompas dat we nodig hebben is dat van ons eigen geweten. Daar gaat, heel erg gelukkig, de overheid niet over. Want wij leven in een vrij land!

     

     

    Hanneke de Jong