Nu ik hier woon

Nu ik hier woon

Nu ik hier woon

 

Drie weken woon ik hier in Leeuwarden, voor het eerst van mijn leven in een flatje. Een serviceflat nog wel, wie had dat gedacht. Meestal heb ik het over dingen die hier nog gedaan moeten worden maar het is ook goed om te melden wat al gebeurd is, waar ik, voorlopig althans, tevreden over ben.

De meeste ruimtes zijn onderweg naar tevredenheid. Míj́n tevredenheid en daar gaat het om. Er is nog geen enkele ruimte geheel naar mijn zin, dat kun je ook niet verwachten aangezien ik een maand geleden nog in Franeker woonde en totaal niet bezig was met het wonen hier. Van mijn werkruimte, de keuken en de slaapkamer kan ik me al goed voorstellen hoe het gaat worden. Er zijn kastjes in aanbouw, ik moet er opruimen zo dat ik mijn spullen kan vinden en dat kan nu betekenen dat ik geen idee heb waar zich wat bevindt; in de slaapkamer moet ik nog steeds de kledingkast opruimen omdat de meeste legspullen op dezelfde stapel liggen waar de verhuismannen ze hebben achtergelaten. Het liefst zou ik alles leeghalen zodat een paar zonen de hele kast een stukje naar links kunnen schuiven. Dan zou rechts ervan ruimte ontstaan voor een passpiegel. Die spiegel had ik in Franeker al gekocht omdat het als alleenstaande lastig is nieuwe kleding van alle kanten te beoordelen. Johan deed dat meestal, altijd eerlijk en dat betekende soms genadeloos, en dat heb ik gemist. Vorige zomer ben ik zelfs een keer het plein opgerend om mijn nieuwe jurk aan een willekeurige buurvrouw te laten zien en te laten keuren maar dat lijkt me op den duur toch onhandig. Als het laatste kastje klaar is en ingeruimd ben ik al heel tevreden over de keuken, helemaal nu de schaarlamp met mooi, warm licht boven de tafel hangt. Aan mijn werkruimte heb ik veel aandacht besteed en het bureau wordt al prettig werkbaar. Maar de lundiastelling moet ik opnieuw inruimen en als het nieuwe kastje, een beetje groter dan dat van de keuken, klaar is kan ik daar de kantoorspullen in kwijt en op het kastje naslagboeken, zoals woordenboeken, de Dikke van Dale en de dikke Fryske woordenboeken waarvan het prettige is dat ik, al zoekend naar dat ene woord of die ene uitdrukking, andere voor mij onbekende woorden lees die me soms op een idee kunnen brengen. Een enkel woordenboek valt altijd op dezelfde plaats open, zoals het ene Friese openvalt bij ‘hingeltiten’. Dan vraag ik me af of er misschien iemand bij de Afûk, waar het was gekocht, een fascinatie had voor de Friese variant van hangborsten.

Over het zitkamerdeel moet ik nog het meeste nadenken. Het is er, zeker nu, te vol, met dozen waarin lampen zaten, met mijn eerste eigen kerstboom ooit voor het raam die ik zelf heb versierd met allemaal nieuwe dingen omdat tot mijn grote verdriet mijn kerstboomdoos weg bleek te zijn. Waar oude, glazen ballen, sommige met het kaarsvet er nog op, in zaten en al vele jaren dezelfde piek, waar nog de gebruikte kaarsenhoudertjes me deden denken aan de kerstdagen met echte boompjes en echte kaarsen. Waar de jongens met glanzende ogen in het kaarslicht keken en af en toe hun ogen dichtknepen zodat ze mooie stralenkransen zagen, genoten van de warme sfeer en de spanning. Want naast de boom stond natuurlijk een emmer water. Drie keer deden we nieuwe kaarsen in de houdertjes en dan was kerst voorbij. Johan wilde het liefst de boom al op derde kerstdag naar buiten sjouwen maar daar was ik het niet mee eens. En later, toen we overgingen op elektrische kaarsjes, wilde ik de boom ook eerder aan omdat ik slecht tegen de donkere dagen kon. Het waren van die kleine strijdjes waar ik nu met een weemoedige glimlach aan terugdenk, die – meestal – sfeervolle dagen van toen die ik intens kan missen.

Voor de twee stoeltjes, het bankje en mijn blauwe stoel is de ruimte net wat te klein of misschien zou de stelling eruit moeten zodat het ruimer voelt. Maar ik heb al zoveel boeken moeten wegdoen én zou dat dan betekenen dat ik nooit meer nieuwe boeken mag aanschaffen? Mijn directeur is het daar zeker niet mee eens. Sinds ik zzp’er ben krijg ik altijd als kerstpakket een doosje of een tasje met boeken.

Zo pakte ik gisteravond, toen ik er een beetje doorheen zat, mijn boekentasje uit. 4 prachtige boeken die ik allemaal heel graag wil lezen. Ik hoop dat ik ze ook lezen kan want de concentratie is momenteel belabberd. Als ik het eerste boek opensla, ‘Ugly girls’, wil ik tegelijk het boek van Jan Paul Schutten, met de aansprekende titel ‘Schaam je gerust dood voor je ouders’, lezen. Van het boek ‘Welkom thuis chrononauten’ heb ik al opgepikt dat het zich afspeelt in 1951, een jaar voordat ik ter wereld kwam. Van ‘Kip op je kop’, geschreven door Jowi Schmitz, dacht ik eerst dat het een boek voor beginnende lezers was in verband met de titel, het schijnt echter totaal anders te zitten. Ik ben er nieuwsgierig naar, naar alle vier de boeken. Ik hoop dat ze me aanzetten tot lezen en wat ik het meeste hoop is dat ze me aanzetten tot schrijven. Het is niet voor niks dat ik dit deel van het appartement bijna klaar heb.

Achteraf gezien was het natuurlijk simpel te denken, dat ik straks in Leeuwarden wel was uitgerouwd en dat ik me zou kunnen storten op een van de boeken die ik in mijn hoofd heb. Om weer te schrijven en me te verliezen in fantasie en goede zinnen. Maar nu ik hier woon merk ik dat het tegenovergestelde waar is, dat het werkelijke rouwen nog moet beginnen. Ik wil zijn foto niet zien, een mooie tekening met wuivend riet, van zijn kant van de familie, kan ik niet ophangen. Het doet te zeer, ik ben er niet aan toe om hem op te graven. Want dieper dan zijn as in de grond van de Bremer Wildernis ligt hij begraven in mij en ik kan er nog niet bij. Het komt wel, zeg ik tegen mezelf, stapje voor stapje zul je dichterbij komen. Geef het tijd. En voor dat soort gedachten is dit de perfecte tijd van het jaar.

“it wetter skittere
de greide wiuwde
doe’t heit troch ’t lânskip ried
en it foargoed ferliet”
Tiny Mulder