Hoofdstuk afgesloten
Met Lykele ging ik nog eenmaal terug naar het plein, naar het huis waar we zo lang woonden, maar waar we nu nog irritante zaken ontdekten. De buurvrouw vertelde dat het keukenraam op stand wagenwijd had gestaan en dat boven het raampje van de badkamer nog openstond. Fijn dat zij alles afsloot! Maar ja, de verhuismannen hadden de hele badkamer overgeslagen, ontdekte Margryt toevallig toen ze een paar dagen na de verhuizing daar even moest zijn. Dat lag aan mij, zei de verhuizer, ik had dat namelijk niet aangegeven. Op de verhuisdag was ik niet in staat geweest met hem het hele huis door te lopen en te wijzen: kijk, daar is de badkamer. Die inhoud wil ik ook graag mee hebben. Als je een inboedel verhuist lijkt het mij logisch dat de inhoud van de badkamer meegaat!
In de garage stond nog de oude koelkast met daarop een sticker: groot vuil, stort. Ik moest, op advies van de verhuizer, maar aangeven wat waar heen zou moeten maar toen daar vervolgens niets mee gebeurde lag dat ongetwijfeld ook aan mij. Ze zouden het huis schoon achterlaten, meende ik, maar ik wist niet dan je dan eerst een definitie van schoon in drievoud moest communiceren. En dit gebeurde allemaal voordat ze wisten dat de aannemer in Leeuwarden nog niet klaar was; wat mij betreft waren de verhuisproblemen niet alleen te danken aan de aannemer!
Achteraf verwijt ik mezelf ook het een en ander. Ik had het contract door een van de kinderen moeten laten lezen en ik had vraagtekens moeten zetten bij hun idee van ontzorgen. In de eerste zin zei ik: ‘Ik kies voor jullie omdat ik me geen zorgen wil maken en omdat ik zorg nodig heb in verband met long Covid.’ Long Covid! Dan moeten alarmbellen afgaan, tenzij je onder een steen hebt geleefd de afgelopen jaren. Tijdens het maken van de afspraken werd meegedeeld, niet overlegd, dat op de verhuisdag de mannen om acht uur op de stoep zouden staan. Mijn reactie, dat dat voor mij te vroeg was omdat ik ’s morgens zo vroeg op mijn slechtst ben, werd in de wind geslagen. Dat had me moeten alarmeren, vooral omdat de verhuizing in twee dagen werd gedaan: op dag 1 alles inpakken in Franeker, op dag 2 alles uitpakken in Leeuwarden. Wat dat óók inhield was dat de (niet malse) prijs verdubbelde, want twee dagen werk. Dan hadden ze best een uurtje later kunnen beginnen! Met andere woorden: dit bedrijf ging uit van hun tijdpad en was niet van plan daarvan af te wijken ook al was het op verzoek en in het belang van de klant. Hoezo ontzorg je dan? Natuurlijk had ik dat contract waar alles ongetwijfeld in stond door moeten spitten, maar laat dat nu net een van de dingen zijn waar mensen met long Covid moeite mee hebben. Wil ik me daar steeds achter verstoppen? Nee, helemaal niet! Het is helaas mijn werkelijkheid waar ik rekening mee dien te houden. Als een bedrijf het me werkelijk makkelijk had willen maken hadden ze daarnaar moeten luisteren in plaats van achteraf te zeggen dat ik beter naar hen had moeten luisteren!
Er kwam dus nog wat boosheid naar boven borrelen op die woensdag dat we naar Franeker kwamen om een handtekening te zetten. Dat ik wat zenuwachtig was bleek uit het feit dat ik constant alle sleutels uit mijn handen liet vallen, sleutels die ik straks bij de notaris aan de nieuwe eigenaren zou overhandigen. Nadat de koelkast buiten was gezet, zodat iemand – op het bedrijf rekenden we al niet meer – hem af kon voeren, stapten we in de auto en reden in colonne naar de notaris aan de andere kant van de stad. We moesten even wachten. Toen kwam het moment waar ik zo tegenop had gekeken en waarom Lykele mee was voor de geestelijke steun: dat we door de nieuwe notaris naar binnen werden geleid, naar de grote tafel, waar Johan en ik ruim drie jaar geleden nog hadden gezeten om de hypotheek te herzien en tegelijk een levenstestament af te sluiten. Ik wilde op dezelfde stoel plaatsnemen, achteraan, maar nee, als verkopende partij was de stoel vooraan voor mij bedoeld. De notaris begon met een blij praatje waar ik niks meer van weet, las hier en daar wat voor uit de akte, kwam even terug op 34 jaar geleden, toen Johan en ik bij de notaris aan de Voorstraat eigenaars werden – ik moest even slikken en voelde me zo verschrikkelijk alleen ook al was ik dat niet en Johan was zo ontzettend dood – om ten slotte af te sluiten. Hoe? Geen idee. Ik tekende, overhandigde de sleutels, nam afscheid en wenste de nieuwe bewoners veel woonplezier in het huis dat nu van hen was. Mijn tijd in Franeker was voorbij en dat was goed.
Eenmaal thuis overviel een vreselijke vermoeidheid me, erger dan ik ooit meemaakte. Ik sliep zowel ’s nachts als overdag, steeds in uurtjes, en bewoog traag als een schildpad door mijn appartement. Ik realiseerde me, niet voor het eerst, dat ik een Achteraffer ben, zoals Annie M.G. Schmidt in een gedicht beschreef over mensen die achteraf alles bepiekeren hoe ze dingen anders hadden kunnen doen. Ik reageer op momenten dat het er op aan komt zakelijk, doe wat ik vind dat gedaan moet worden en zet het gevoel (grotendeels) uit. Dat voelen komt pas achteraf en dat is waar ik me nu nog steeds bevind. Margryt zag het aan mijn trillende handen en mijn lijf waarvan alles bijna tot op de vloer hing. ‘Niet gek, mem,’ zei Margryt de maatschappelijk werker, ‘wat heeft mem allemaal los moeten laten de laatste jaren. Niet alleen heit!’ We sommen op: gezondheid, hond Luca, poes Foekje, schrijfchalet in Gaasterland, het schrijven, het geven van cursussen en af en toe een lezing, de auto, het huis, sociale contacten.’ En dan te bedenken dat mijn eerste jeugdroman, ‘De laatste brief’, opgedragen aan diezelfde Margryt, als thema ‘loslaten’ had. Omdat ik dat zo moeilijk vond. Het is nog steeds moeilijk, maar, besef ik nu ik op mijn prettige werkplek voor het raam zit, het geeft ook ruimte aan nieuwe dingen. Een nieuw leven bijvoorbeeld. Want opnieuw beginnen kan altijd.