Steeds weer de vijfde

Steeds weer de vijfde

Steeds weer de vijfde

 

Na het overlijden van Johan lukt het niet om te schrijven. Tenminste niet met fantasie. Wel schrijf ik op de vijfde, hij overleed 5 november, een stukje over hoe het me vergaat. Elke keer denk ik dat ik een maand later vast niks meer te schrijven heb maar het tegenovergestelde is waar. En nu heb ik me nog ingehouden! Lees maar, of niet.

De 7 month itch

Onlangs las ik dat er behalve de 7 years itch ook zoiets als de 7 month itch bestaat. Na een relatie van 7 maanden schijn je dusdanig aan elkaar gewend te zijn dat je je niet mooier voordoet dan je bent. Ik vroeg me af of dat met het gemis van Johan net zo zou zijn. Zou het na zeven maanden beginnen te wennen? Hoe zou dat wennen eruitzien? Geen eten meer hoeven weggooien (een doodzonde…), in je eentje of met kinderen of vriendinnen op stap gaan, een vakantie plannen of wat ik zo graag weer zou willen: werken aan het boek waar ik na 20 jaar eindelijk eens aan begonnen was?

Ik overdenk de laatste maand: het heen-en-weer-Hemelvaartweekend waarin ik vast van plan was om het chalet te verkopen omdat een weekend waarin ik alles in mijn eentje moet doen te veel is; te veel denkwerk, vergeet ik niks, en teveel sjouwwerk en wat ik totaal niet verwacht had (naïeve onnozelaar) de veranderde relatie met het wc-raampje. Terwijl ik wachtte op de campingeigenaresse om de verkoopplannen te bespreken trok ik mijn voornemen weer in; het zat zo heerlijk op het terras, met de wind door de bomen en de vogels die zich suf zongen, de rust die alles uitstraalde, ik zou toch gek zijn om zo’n mooi plekje weg te doen. Datzelfde weekend eindigde in tranen omdat het zondag 21 mei onze trouwdag was en ik inmiddels alweer thuis zat, alleen. Tegelijk was ik kwaad op mezelf, we vierden onze trouwdag echt niet ieder jaar en vaak genoeg had ik in mijn eentje in mijn chalet gezeten zonder daar een punt van te maken. Het verschil was dat ik niet even kon bellen met mijn wederhelft om hem te feliciteren met het feit dat hij het zo lang met me uithield.

Nog een tandje erger werd het Pinksterweekend toen ik soep ging koken voor de oudste zoon en oud-collega’s die de Elfstedentocht gingen fietsen en onderweg naar het laatste eind tot Bolsward op mijn camping soep en koffie zouden krijgen zodat ze de eindstreep konden halen. Toen ik de soep klaar had was ik zo moe dat ik met mijn zoon belde of zijn vrouw, mijn schoondochter, het voederen van het gezelschap van me over wilde nemen. Niet alleen was ik zo enorm moe, ik kon het ook niet omdat ik zo werd herinnerd aan vorig jaar, toen Johan en ik samen voor soep en koffie zorgden, toen het zo ontzettend regende en waaide dat we de mannen en één dame binnenhaalden zodat ze een beetje op konden warmen. En Johan daarna de vloer moest dweilen omdat alles doornat was geworden. De herinneringen en de drukte werden me te veel, ook al dacht ik er die tweede Pinksterdag thuis net zo goed aan, maar sneed het daar iets minder door mijn ziel.

Voordat het Pinksterweekend begon had ik trouwens al de geest gekregen. Op vrijdag moest ik bij de garage zijn in verband met een kapotte antenne en verliet ik de zaak met een voor mij nieuwe auto. Geen automaat meer, ook niet zo klein maar wel een Citroën. Helemaal impulsief was deze aankoop niet, het Karltje bezorgde me een pijnlijke rug, ook al omdat ik over vijf verkeersdrempels moet stuiteren voordat ik thuis ben. En wie een Citroën is gewend wil nooit meer anders! Af en toe moet ik mijn linkervoet achter zijn vodden zitten om zijn werk te doen, die was al snel gewend aan het luie leven in een automaat. De Karl was geschikt voor mij als herintreder, de Cactus is voor gevorderden. Vooruitgang!

Wat me opvalt de laatste weken is de pijn die herinneringen steeds meer doen, me compleet overvallen, dat ik af en toe word overweldigd door intens verdriet. Het alleen zijn, waar ik altijd goed tegen kon, is nu heel erg alleen. Tegelijk verbaast het me, vraag ik me af of onze relatie nu zo diep was of dat het door de tijd komt. Tweederde van ons leven waren we samen, getuigen van elkaars leven, van de kinderen die we kregen en onze zonnetjes van kleinkinderen die ons de laatste jaren in de schoot werden geworpen. Nu is het niet meer ‘wij’ maar ‘ik’. Het gemis van heel gewone gesprekjes wordt steeds dieper, de rouw rauwer.

Ook merk ik dat er drie soorten van gemis zijn: het missen van Johan, het dagelijkse leven samen dat na turbulente jaren nu in min of meer rustiger vaarwater was gekomen, het missen van Luca, ons vrolijke kooikerhondje dat altijd blij was als hij me zag, tot ik er niet meer voor hem kon zijn en hij me compleet negeerde maar een vriend die hem geregeld uitliet verkoos als baas. Tot slot het gemis dat alles moeilijker maakt: van mijn gezondheid (welke gezondheid zullen mensen zich afvragen die me langer kennen) maar toch, de gezondheid die ik had en waardoor ik in ieder geval bleef schrijven en waarmee ik, geholpen door Johan, er soms op uit kon gaan om over mijn boeken te vertellen.

Alles is erger door Covid, de sprankel is grotendeels uit het leven, de fantasie houdt zich op de achtergrond en de rouw doet de rest.

Het wordt tijd om een tondeldoosje vinden zodat ik lichtpuntjes kan vergaren, liefst heb ik een doosje met gebruiksaanwijzing. Want van de gewoonste dingen heb ik geen idee meer hoe het werkt.