Mrs. Struisvogel
Nu de verhuizing dichterbij komt krijg ik vaker de vraag of ik al zin krijg in mijn nieuwe plek. Meestal zwam ik er wat omheen omdat ik het eigenlijk niet weet en ook niet goed weet hoe ik daarmee om moet gaan. Tegen iemand, die mogelijk ook verhuist waar ze dubbele gevoelens over heeft, zei ik dat we het eerst maar eens moesten ervaren. Wel bijzonder dat ik voor een ander, die ik niet eens persoonlijk ken, de woorden weet te vinden die voor mij net zo goed gelden. Ik merk dat ik terugval op een tactiek die ik vaker gebruikte, van de struisvogel die zijn kop in het zand steekt, het zgn. struisvogelen.
Sinds het overlijden van Johan werd ik steeds overvallen door onverwachte zaken: zijn plotselinge dood en alles wat dat met zich meebracht, het verlies van gezondheid waardoor ik o.a. afscheid van Luca en van mijn chalet moest nemen, na de tweede keer corona kwam de achteruitgang van de gezondheid in een stroomversnelling die tot gevolg had dat ik niet meer durfde te fietsen en dat ik ten slotte zelfs de auto niet meer kon houden na een kortsluiting in mijn hoofd zodat ik niet meer wist hoe ik moest remmen. Een blokje om ging niet meer, ik kon vaak niet of met moeite van achter in het huis naar de keuken voorin komen. Uiteindelijk zag ik geen andere mogelijkheid dan de grootste stap van mijn leven te maken: verhuizen van mijn grote huis naar een appartement waar ik in principe tot mijn dood kan blijven. Zeg maar het laatste station voor Goutum, waar het crematorium staat. Beter dat dan sneu in eenzaamheid achter de geraniums wegkwijnen.
Ook al onderneem ik de stappen zelf, ik barst van de vragen. Wat is het ergste dat me in Leeuwarden kan overkomen? Dat antwoord weet ik onmiddellijk: me onvrij voelen. Vrijheid vind ik mijn grootste goed hier in dit huis al wordt die vrijheid steeds meer ingeperkt door dat weigerende, uitgeputte lijf. In het kleinere appartement houd ik misschien op den duur wat energie over om te schrijven, contact te maken met andere mensen, mijn lijf langzaam weer trainen door achter de rollator langs het Van Harinxmakanaal te wandelen en misschien te merken dat ik steeds een beetje verder kan. Om weer eens boodschappen te doen, er is een Lidl vlakbij, waar ik verse groenten en fruit kan halen die ik zelf uit kan zoeken, zodat ik af en toe soep of een salade kan maken. Dat is vrijheid!
Het is voor het eerst dat ik in een flat ga wonen met zoveel mensen onder en boven me en overal om me heen. Het idee kostschool kwam bij me op, zoals in Engelse boeken, en daarna de vakantiekolonie; dat kwam door de huishoudelijke reglementen die ik las. Ik begrijp dat er regels zijn om het voor iedereen prettig leefbaar te houden, maar ik moest bij sommige regels wel even slikken. Welke dat waren ben ik onmiddellijk vergeten maar ze deden me denken aan de vakantiekolonie waar ik op mijn achtste 6 weken verbleef. Daar waren ook regels. Een keer per week moesten we een briefje schrijven naar huis om te vertellen hoe het was. De eerste briefjes die ik ooit schreef waren in het Fries, aan mijn beppe en tante. De school van mijn vader was namelijk tweetalig en dat hield in dat we in de eerste klas in het Fries leerden lezen en schrijven, in de tweede klas kregen we een dag in de week les in het Nederlands en vanaf klas drie was het de rest van de schooltijd andersom. De briefjes vanuit de vakantiekolonie schreven we met potlood en ik moest in het Nederlands schrijven. Toen ik daar veel later aan terugdacht vermoedde ik dat dat was om de verdrietige of boze stukjes in een brief uit te gummen en te vervangen door iets vrolijks. Gelukkig mag ik in Nijlânstate schrijven wat ik wil en in de taal die ik wil dus dat is positief. Tussen ’s middags een en drie is het rustig in het gebouw en dat komt me goed uit, want dat is ook mijn dutjestijd. Ik moet in ieder geval het idee van een soort Zweinstein voor ouderen achter me laten, al had Zwerkbal met leeftijdsgenoten me leuk geleken, maar vooral om naar te kijken. Op de PA was de kreet van de docent LO geregeld: ‘De Jong staat vrij!’ Dat was een teken dat De Jong geen idee had wat ze met zo’n bal moest doen.
Wat ik me ook afvraag is of ik daar Johan nog zal missen zoals nu. Mensen vragen me weleens of ik denk dat Johan ergens is en dan is mijn antwoord steevast Nee. Zijn as ligt begraven in Gaasterland en dat is alles wat van hem over is. Maar als de mens die hij was weet ik alles nog, de mooie en minder mooie kanten. Als het stil is in huis en ik lig wat te soezen dan voelt het zo veilig en vertrouwd als het was, omdat ik even denk dat hij nog leeft tot ik me met een schokje realiseer dat dat niet het geval is. Zal dat straks nog zo zijn? En als dat niet zo is zal dat een gemis of een opluchting zijn zodat er misschien wat ruimte komt voor andere dingen en voor andere mensen. Ik realiseer me dat ik in een heel klein wereldje leef, van kinderen, kleinkinderen, buren en vriendinnen. Zelfs mijn fantasiewereld die me altijd en overal doorheen sleepte is gesloten. Er staat een hoog hek omheen met prikkeldraad erop en de poorten zijn toe. Ik geef toe, in de vorige alinea waren de poorten even helemaal open. Misschien dat dat in Leeuwarden ook weer het geval zal zijn. Mijn werkhoekje is door Lykele al getekend en ingevuld; als over 2 weken het meeste op zijn plek staat kan ik eventueel meteen weer een stukje schrijven of liever nog een boek. Zachtjes beginnen er weer een paar te kriebelen.