De laatste drie weken in dit huis
Na ruim een jaar ga ik weer over de Friese provinciegrens: een wereldreis naar de polder. De vrijdagnacht ervoor slaap ik slecht. Niet dat dat bijzonder is, terwijl ik genoeg medicijnen krijg om een olifant te vellen; daar merk ik helaas weinig van. Als ik naar bed ga denk ik echt dat ik zo in slaap zal vallen maar na een minuut of vijf begin ik helderder te worden. Het maakt niet uit wat ik doe, roerloos liggen wachten op de slaap, wel of geen scherm of boek, ik word steeds onrustiger en krijg meer pijn. Vanuit mijn bed heb ik het uitzicht op de boekenkast, ik heb altijd een lampje aan, en dan lig ik te bedenken wat meegaat naar Nijlânstate en wat weg moet. En ik heb al zoveel weggedaan! Waar ik me ook bevind, steeds dringt diezelfde vraag zich op: wat mag mee, wat moet weg. Ik zal daar flink minder keukenruimte krijgen en als ik na een paar uren nog niet slaap ga ik naar de keuken. Ik heb twee grote laden met etenswaren: bloem, maïzena, verschillende soorten pasta en rijst, tomatenblokjes en -puree, noem maar op. Doosjes en potjes die over de datum zijn mik ik weg, dat schiet lekker op. Sinds Johan er niet meer is kook ik nog maar een enkele keer zelf omdat ik niet goed ruik en proef en vaak te moe ben. Laatst overkwam me niet voor het eerst dat ik gevulde tomatensoep zou opscheppen en ontdekte dat de schimmel erop stond; ik had er niets van geroken. Dat maakt me onzeker. Na een poosje heb ik één la met doosjes en potjes, in de andere la is nu alle ruimte voor Foekjes spullen. Omdat ik nog steeds helder ben neem ik de bestekladen ook nog onder handen met veel verzilverde, zware messen, lepels en vorken die bij mijn schoonouders vandaan komen, oude messen en andere grote keukenspullen die ik niet meer gebruik sinds ik alleen ben. Er zal nog een tweede ronde moeten komen maar voor dit moment is het genoeg. Het loopt tegen vieren als ik naar bed ga. Dan hoef ik niet meer lang te wachten tot ik slaap en om kwart over zeven ben ik alweer wakker.
Vandaag ga ik de hort op! Met Mariana ga ik naar een bedrijfje in Biddinghuizen dat van oude spullen nieuwe maakt. Mijn moeder deed dat destijds met kleren, waardoor ik als jongste zelden iets echt nieuws kreeg, maar vaak ‘âld makke nij’. Denk maar aan de gordijnenjurkjes en -broeken in ‘The Sound of Music’. Hier doen ze dat met meubels.
Mijn keuken bestaat aan een kant uit een strak wit aanrecht met alles erop en erin maar aan de overkant wil ik iets heel anders hebben, iets waar ik blij van word. Ik heb het precies in mijn hoofd. Voor de afgesproken tijd dat Mariana me zal ophalen ben ik al moe van het ochtendritueel van ontbijt, medicijnontbijt, wassen en aankleden. Dus als ik klaar zit, gewassen en gestreken denk ik: nog even plat, met de benen languit, want als mijn gevoel van nu me niet voor de gek houdt kan dit wel eens een zware dag worden. Even, heel even gaan liggen.
‘Goedemorgen!’ Mariana staat voor mijn bed. ‘Ik heb drie keer geroepen en toen dacht ik, toch maar even kijken.’ Ik ga versuft zitten, kijk op mijn horloge. Dat was een dut van 20 minuten. Die heb ik dan maar weer, het kan me alleen maar helpen.
Het weer is heerlijk zacht, met een windje en zon. Eindelijk kan ik eens genieten van de herfstkleuren die ik op de social media overal zie, van mooie bossen, nevelige paadjes en vallende bladeren. Wat heb ik dit gemist! Ik probeer niet al te nostalgisch worden en te denken aan iedere keer dat ik de laatste dagen van het campingseizoen in mijn chalet was en genoot van de kruidige en aardse geuren van het bos, van de bomen en struiken die langzaam verkleurden, hoe ik altijd dat laatste weekend met weemoed beleefde omdat ik daarna maandenlang niet meer in het bos kon zijn. Want voor een wandelingetje naar een bos rijden is zo anders dan om er te zijn.
Ik geniet van het autorijden. Zoals meestal als ik eens iets ‘gezelligs’ doe vergeet ik meteen om me in acht te nemen, de energie te bewaren voor straks, als ik het nodig heb. Vlak voordat we ter plekke zijn eten we wat in een plaatselijke lunchroom, die bij ons in het dorp vroeger cafetaria zou heten. In gedachten ben ik al bij de spullen die ik straks uit wil zoeken. Als we arriveren zie ik dat we de enigen niet zijn, tussen de tafels, de stoelen en de banken door met overal lapjes stof in vrolijke kleuren lopen meer mensen. We proberen een bankje uit, met of zonder klep, gaan eens op een stoel zitten en drentelen verder tot ik een prettig bankje vind en daar maar blijf zitten. Het drentelen put me uit.
‘Ik kom zo, hoor,’ zegt de man waarvan ik vermoedde dat hij hierbij hoorde. Al snel komt hij bij ons en laat me vertellen over mijn plannen.
We hebben het over maten en kleuren, we lopen naar een schuur waar ik heel veel stoelen zie en waar ‘mijn’ stoel ook staat. Hij zit goed en ik kan me voorstellen dat hij met een kussentje nog prettiger zit. We zoeken er nog een paar bij, allebei anders en een andere zit. Het voordeel is dat iedereen dan wel een prettig plekje vindt. We hebben het weer over kleuren en patronen en ineens stort alles in. Ik kan niet meer uit de woorden komen, begrijp niks meer wat hij zegt, het enige wat ik wil is naar de wc en dan naar huis. Ik wankel richting een te laag toilet waar ik later nauwelijks van op kan staan. Aan de ouderwetse klink probeer ik me op te trekken als ik de mevrouw van het bedrijf hoor roepen: ‘Ik wil u wel helpen, hoor!’ ‘Dat hoeft niet,’ roep ik terug. Was ik maar niet zo moe dat ik nauwelijks meer op mijn benen kan staan.
Strompelend ga ik terug. ‘We mailen,’ zegt de man die van Mariana mijn mailadres heeft gekregen en we nemen afscheid. Het voelt lullig om zo weg te gaan maar ik zal het moeten accepteren. Buiten zijn de andere auto’s vertrokken en wij gaan ook. Het grootste deel van de terugreis zit ik met mijn ogen dicht. Het was fijn, en ik zie voor me hoe het gaat worden. Dit wordt vast de mooiste keuken die ik ooit heb gehad. Mijn keuken.
En denk je dat ik ’s nachts slaap? Nee, daar ben ik te moe voor en dat blijf ik de dagen daarna ook nog wel. Maar als ik aan mijn aanstaande keuken denk glimlach ik. Ik heb het ervoor over, al had ik liever gehad dat ik niet zo lang hoef ‘na te genieten.’