Gemis anders bekeken
‘Hoe staat het met het gemis?’
Ik staar de hulpverleenster aan en vraag me af wat ze verwacht.
‘Hartstikke goed joh, helemaal geen last meer van.’
‘Het gemis van wie?’
‘Wat denk je zelf?’
Dat zeg ik allemaal niet. ‘Ach.’ Ik haal mijn schouders lichtjes op. ‘Het is niet meer zo dat ik ieder moment verwacht dat hij thuis zal komen. Daar ben ik nu wel achter.’
Het rare is dat ergens in mijn hoofd de gedachte heeft postgevat dat hij zich in Groningen bevindt. Ik heb geen idee hoe ik daarbij kom. We hebben hem verstrooid in Gaasterland, in de Bremer Wildernis, Margryt vertelde dat het krentenboompje op uitkomen stond toen ze er onlangs was, dus hoezo Groningen?
‘Laatst belde ik met de apotheek omdat ik graag een uitdraai van de eigen bijdragen van de medicijnen wilde hebben in verband met de belastingen. Een vraag waar ik niet uit kon komen. Kunnen we, o nee, ik, een uitdraai krijgen van onze, nee mijn, eh… Nog een keer en weer verdronk ik in ik en wij, in mijn en onze.’ Ik denk aan de tijd dat we nog niet lang verkering hadden. Het kon Johan ergeren dat ik bij het maken van plannen vaak zei: ‘Ik ga dat en dat doen. Dan kan ik niet, want ik…’ Hij verbeterde me vaak: ‘Wij. Je bent nu niet meer alleen. Wij.’
En nu vergeet ik dat steeds. Tijdens de telefoontjes en contacten met bedrijven voor technische dingen: garage, installatiebedrijf, installeren van een nieuwe cv-ketel en noem maar op. Ik voel me altijd ongemakkelijk omdat ik dat nooit deed, ik heb de neiging om steeds maar weer uit te leggen waarom ik er geen verstand van heb of waarom ik een afspraak ben vergeten. Omdat ik alles vergeet. Zelfs om op mijn kalender met afspraken te kijken. Omdat er niemand is me eraan herinnert dat…
O wacht, de hulpverleenster. Ze wacht op, ja, waar had ik het ook alweer over? Ik ben zo moe. Ga weg, mevrouw, asjeblieft, ga weg. Ik heb geen energie meer voor antwoorden. En intussen kwaak ik maar door tot ze weg is. Ik moet beter leren zwijgen.
Dit weekend belooft prachtig te worden. Het groen barst van de bomen en de kleuren van voorjaarsbloemen knallen eruit. Ik probeer niet te denken aan de camping, waar ik anders was geweest. Waar hij me anders had gebracht. Ik moet niet teruggaan in de tijd en dat mooier maken dan het was. Mijn moeder was daar goed in. Dat ze verlangde naar heit. ‘Maar dan de heit voordat hij keelkanker kreeg, niet de heit met een robotstem.’
Zulke gesprekken van vroeger doe ik af en toe over. Niet doen, Hanneke, kijk vooruit, ook al lijkt dat nu een troosteloos gat dat voornamelijk wordt veroorzaakt door long Covid. Je bent een ander leven aan het opbouwen. Er valt genoeg te prijzen.
Ik heb een prachtig huis waarvan de kinderen, alle zes, me helpen de eerste verdieping op te knappen. Het wordt mijn huis. Niet dat ik Johan wis, dat gaat niet en dat wil ik niet, maar wel met mijn stempel erop. Ze werken hard, mijn kinderen, ieder op zijn/haar eigen manier.
Ik volg een cursus Engels met dank aan kleinzoon Thijs die in de kerstvakantie vertelde dat hij Frans deed met een app. ‘Het is net een spelletje, beppe, jij zou het vast ook leuk vinden.’ Ik keek er eens op en dacht: waarom niet? Ik erger me altijd kapot omdat mijn Engels zo belabberd is, laat ik daar dan wat aan doen. En gaat het niet dan is er ook niks verloren. Zo oefen ik lesjes en woordjes en krijg ik van Thijs af en toe een high five, en hij van mij, of een cadeautje waardoor hij een kwartiertje meer punten krijgt voor goede antwoorden. Er zitten leeslesjes in met stemmetjes. Die vind ik leuk, vooral het stemmetje dat sprekend lijkt op Violet Crawley ofwel Maggi Smith, de pittige oude dame van Downton Abbey. Ik geniet ervan om haar te imiteren en heb dan gewoon lol, ook al kan ik het met niemand delen. Op dagen dat ik te moe ben voor wat dan ook kan ik toch een paar lesjes doen en dat stemt me tevreden.
Ik geef thuis nog een cursus aan twee cursisten die me beide als stok achter de deur gebruiken omdat ze graag een boek willen leren schrijven. Ze leren veel van mijn fouten, waarin ik in mijn schrijversleven grossierde, die ik kwistig deel.
Van wat mijn verstand weet, dat ik het samen met Foekje nog niet zo gek doe, heeft het gevoel geen idee.