Bijna 11 maanden
Soms als je zou willen schrijven is er de ruimte niet, niet in je hoofd, in de tijd, in de overdonderende hoeveelheid gevoelens. En juist als je ze graag wilt gebruiken zijn de woorden op, en die er zijn staan in de verkeerde volgorde, betekenisloos als voetbalpoppetjes in een tafelvoetbalspel.
Dit stukje zou beginnen waar het vorige eindigde: bij de verkoop van mijn schrijfchalet. Ik had van tevoren bedacht hoe ik alles in dit stukje zou laten draaien om Gaasterland, waar het chalet staat, waar mijn vader is geboren en mijn man overleed, waar over een poosje de as van mijn vader, moeder en Johan zal worden begraven in de natuurbegraafplaats, hemelsbreed niet ver van de camping.
Het was te veel en als je de vorige zinnen leest dan snap je dat. Ik begrijp gevoelens meestal achteraf in tegenstelling tot twee van mijn kinderen: de oudste zoon en de jongste, onze dochter. Ze hadden ieder een kind meegenomen, de oudste Thijs en de jongste Fardau. Mijn zoon had een aanhanger achter de auto voor de picknicktafel die we voor onze veertigjarige huwelijksdag hadden gekregen, mijn dochter en ik hadden wat tassen en een krat meegenomen voor persoonlijke spullen.
Eenmaal op de camping zag ik mijn bijna buren en ik ging erheen om een praatje te maken zoals we dat zo vaak deden. Met dit verschil dat we wisten dat dit de laatste keer was. Ik liep het veldje verder op om ook met anderen even te praten; de een wist het, de ander niet, maar allemaal: wat jammer. Afgelopen week kreeg ik een kaartje met lieve woorden en een dikke ‘krûp’. Slik.
Mijn zoon haalde me op, als ik op tijd wilde zijn om te ondertekenen dan moest ik…. Jaja, opschieten. Samen met Margryt liep ik voor de laatste keer door mijn chalet. Plukte hier en daar nog een aandenken weg; het was tijd. Ik ging vast in de auto zitten terwijl Margryt het chalet afsloot. Met Lykele en de kinderen en de kar vertrokken we naar de uitgang, de aanstaande eigenaren waren er intussen ook. Bij de receptie liepen we naar binnen. ‘Hier is altijd de bingo,’ zei ik tegen mijn opvolgers, ‘en klaverjassen.’ ‘Gezellig,’ zeiden ze.
Margryt zweeg en Lykele liep meteen naar Anke van de camping, die achter de bar bezig was. Voor een praatje, dacht ik, maar toen hij zich omdraaide zag ik zijn rode ogen. Terwijl Anke voor koffie, thee en fris zorgde, zei hij: ‘De laatste keer dat ik hier was, was tijdens die nacht om Luca op te halen.’ Nu zag ik dat Margryt ook huilde: ‘Toen ik de sleutel omdraaide dacht ik: ‘Dit is nu echt de laatste keer. Hier liggen zoveel herinneringen.’ Dat was waar, van de kinderen kwam Margryt hier het vaakst.
Wat er verder werd gezegd weet ik niet meer, we tekenden het contract, wensten de kopers veel goeds en fijne tijden. Van Anke nam ik afscheid met de groeten aan haar ouders; haar vader had Lykele en mijn schoonzus fantastisch opgevangen die nacht, haar tante had voor Luca gezorgd. Luca, de enige getuige van Johans onverwachte dood. Wij stapten in de auto en lunchten zoals vaker in het dorp. Met twee stille kleinkinderen, Thijs ook met behuilde ogen om het verdriet van zijn vader. Zo onverwacht en zo snel waren deze jaren voorbij.
Thuis gekomen vroeg mijn schoondochter aan Thijs hoe het was geweest. ‘Best wel emotioneel,’ antwoordde hij.
‘En beppe?’
’Beppe schrijft het op.’