Zorgzorgen
Sinds twee maanden woon ik in een serviceflat om het mijzelf makkelijker te maken. Dat is tenminste wat ik mijzelf voorhoud, maar makkelijk is het nog allerminst. De dozen zijn grotendeels opgeruimd, ik heb een fijn appartement waar ik echt blij mee ben en af en toe ga ik naar koffiemomentjes zodat ik andere mensen leer kennen. Dan geef ik mezelf achteraf een schouderklopje en probeer daarna genoegen te nemen met mijn beperkte leventje. U hoort het al, het klinkt niet blij en dat klopt.
Ik heb een probleem dat ik van verre al zag aankomen: ik heb hier nog geen huisarts. Mijn huisarts in Franeker is/was een fijne dokter waar ik veel aan had, ook in de zwartste tijden. Nu ons contact via de assistente en via de mail verloopt wordt de relatie stroever. Misschien komt dat door het extra werk dat ik hem en zijn toch al drukke praktijk bezorg. Als ik medicijnen bestel moet dat via hem, de assistente geeft het vervolgens door aan de apotheek hier, terwijl het voorheen rechtstreeks via de apotheek ging. Tegelijk is per 1 januari de rem op de pijnmedicatie gezet omdat ik teveel opiaten binnenkrijg. Het kan zijn dat dat beleid is van boven ook al omdat één van de pijnstillers nu 17,50 per doosje kost waar het eerst gratis was. Van alle pijnstillers krijg ik nu 1 doosje en als dat bijna op is moet ik weer bellen voor het volgende recept. Waarschijnlijk is het de bedoeling dat ik net zolang met dat ene doosje doe als anders met drie. Toen de assistente vroeg of ik mijn best wel deed om een huisarts te vinden moest ik mijn best doen de tranen in te houden. Daar was ik al namelijk al mee begonnen toen ik nog in Franeker woonde. Eerst in het wilde weg, later na een tip van de apotheek die ik in Leeuwarden had gevonden. De assistente van die praktijk, die bekend staat als goed en prettig, gaf op mijn vraag of er nog plaats voor mij was het antwoord dat ik al had verwacht: verkeerde postcode. Omdat ze zo aardig was, vroeg ik: ‘En wat als ik in jullie wijk was komen wonen?’ ‘Dan was u welkom geweest!’ Ik zei: ‘Dus als ik daar eerst 4 weken een huis had gehuurd en pas daarna naar mijn huidige adres was gegaan had ik een huisarts gehad.’ ‘Dat klopt,’ zei ze. Voor mijn gevoel klopte dat helemaal niet! Het is niet fijn om zo machteloos te zijn. De zorgverzekeraar, waar ik niet voor het eerst mee belde, wees me op de passantenregeling waar ik gebruik van zou kunnen maken. Als je ergens in Nederland ziek wordt of er overkomt je iets dan is er altijd zorg. Dat is niet zo ingewikkeld als je door je enkel bent gegaan en het niet vertrouwt. Het punt is dat als je een stapeling van klachten hebt met bijbehorende medicatie, die allemaal weer hun uitwerking op elkaar hebben, het niet handig is om een praktijk binnen te wandelen met de mededeling dat je verrekt van de pijn omdat ze je niet verder kennen dan wat de computer zegt. De zorgverzekeraar heeft me op de wachtlijst gezet en dat is afwachten. Mijn huisarts heeft nu het volgende op het pijnprobleem gevonden: voor pijn ga ik naar de pijnpoli, waar ik al bekend ben en die hier in Leeuwarden is. Gelukkig maar, want ik merkte hoe ik ook mentaal achteruit holde. Dat kan pijn met je doen! Ik wil zo graag van alles maar het levert me altijd teveel prikkels op. Ook het afhankelijk zijn van anderen komt me behoorlijk mijn strot uit net als het feit dat ik niet een eigen vervoermiddel heb, ook niet binnenkort met een wmo-taxipas, om eens spontaan naar een van de kinderen te gaan, want zelfs de twee die zo dichtbij wonen zijn voor mij te ver.
Ik dacht aan de afgelopen jaren sinds het overlijden van Johan, hoe ik steeds weer zelf de regie in handen had, zelf uitmaakte waar ik hulp bij nodig had en van wie en dat me dat een gevoel van eigenwaarde gaf, dat ik ondanks alles, zelfredzaam was. Ik besprak de zorgzorgen met Margryt; dat ik laatst, na een paar dagen grotendeels op bed te hebben gelegen van de pijn omdat ik minder pijnstillers krijg me in de afgelopen twee jaar nog niet zo dicht bij een depressie had gevoeld, nu ik het me ‘makkelijker zou maken’. Dat ik de huisartsenellende wel had zien aankomen maar je weet pas hoe het is als je het meemaakt. Mijn stem begon wat te bibberen en ik merkte meteen hoe Margryt haar maatschappelijk-werkerspet opzette. ‘Kijk mem, in Franeker was je bezig met overleven en was er geen ruimte voor iets anders. Nu kom je tot rust en knalt de rouw je om je oren.’
Dat weet ik dan ook weer.