Wees niet bang
In 2016 schreef ik het Friese jeugdboek Wês net bang, (mar wol foarischtich) in het kader van een leesbevorderingsproject Frysk voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Er zat een deadline aan vast, en ik haat deadlines, maar ik wilde dit boek zo graag schrijven. Het was het verhaal van Lilans vlucht, alleen, vanuit Syrië naar Nederland. Ze was destijds 17 jaar.
We leerden elkaar kennen via haar tatoeage in haar hals van een vioolsleutel die ertoe leidde dat ze mijn viool kreeg omdat ze haar viool zo miste.
We ontmoetten elkaar, het klikte, we mailden en stuurden elkaar privéberichtjes via Facebook. Op die manier loodste ze mij door Europa. Het was voor ons beide zwaar en ik bleef nog met veel vragen zitten, maar ik kon en durfde Lilan niet alles te vragen. Het was voor haar nog zo vers, en ze moest zich staande houden in elk AZC waar ze kwam. Omdat ze al snel 18 werd, was ze officieel volwassen en begon een leven waar ze nog niet aan toe was. Maar 18 is 18 in Nederland en het doet er niet toe of je eraan toe bent.
Het boek stopte toen ze haar jongste broer Rolan in zijn armen vloog, maar haar echte leven in Nederland begon toen pas.
Het Friese boek was een succes, maar omdat Lilan dat natuurlijk niet kon lezen, vertaalde ik het naar het Nederlands. Ik stuurde het naar verschillende uitgevers, die niet of negatief reageerden. Hun eigen schrijver had al een vluchtelingenverhaal geschreven, beter, sterker, dit miste diepte, er zaten dingen in die niet logisch waren enz. Natuurlijk vond ik het jammer, temeer omdat het niet af was, maar een aanzet voor meer. Ik printte het manuscript uit en stuurde het naar Lilan, zodat ze het kon lezen als ze eraan toe was.
Deze week ben ik bij Lilan en het gezin te gast. Rania, haar moeder, vertelt over mijn boek dat ze laat lezen aan mensen die belangrijk voor haar zijn. Als ze die mensen later weer ontmoet, knuffelen ze haar en vertellen haar wat het boek met hun deed. Iemand las het voor aan zijn kinderen en kleinkinderen, een ander gaf het door aan een kennis. En zo krijgt de aanzet van een boek de betekenis zoals je die als schrijver graag wilt hebben: dat het gelezen wordt, dat het mensen aan het denken zet en laat meeleven, niet alleen met dit gezin, maar met de vele mensen die een dergelijke stap hebben gewaagd. Want het zijn niet de angsthazen die hun eigen land achter zich laten, maar de sterken die hier vervolgens niet voor vol worden aangezien of het redden niet waard zijn.
Samen met Lilan ga ik nu werken aan het boek dat we willen maken, zonder deadlines, maar hopelijk uiteindelijk met een redacteur en een uitgever. Redacteuren maken meestal manuscripten beter, ze zijn taalkundig uitstekend en zien de overbodigheden en de gaten in de tekst. Ze maken er een echt boek van. Maar zo niet, dan vinden we er wel iets op.
Met Lilan gaat het uitstekend; vandaag krijgt ze haar rapport en een deel van haar diploma’s. Ze hield vol, ze is het enige meisje dat ICT studeert, ook toen een docent antwoordde, als ze vragen had, dat ze maar kapper moest worden. Inmiddels weet de man dat Lilan een van de besten van de klas is en noemt hij haar een voorbeeldleerling.
Morgen beginnen we aan een nieuwe reis, Lilan en ik.