Strip- en klutssprookjes
Na de letters en de zinnen is het tijd voor verhalen. En niet zomaar verhalen, maar sprookjes. Als ik de kinderen ernaar vraag, blijkt dat de bekende sprookjes nog altijd bekend zijn: Sneeuwwitje, Assepoester, Klein Duimpje, De gelaarsde kat, ze kennen ze allemaal. Ook sprookjesfiguren kennen ze, zoals feeën, elfjes, kabouters, prinsen en prinsessen en natuurlijk boze stiefmoeders en lieve petemoeien.
In groep 3 krijgen de kinderen een knipblad met woordjes erop die ze mogen uitknippen en in hun tekening, een toverbos, mogen plakken. Het woordje pad zorgt voor enige onzekerheid: wat voor soort pad? Waar je over kunt lopen of die je als prinses zijnde kunt zoenen zodat het een prins wordt? We filosoferen over de vaardigheden van een prinsen en prinsessen: zoenen is belangrijk! Pad mag allebei, dat hangt van de tekening af.
Groep 4 schrijft een zelfbedacht sprookje en samen weten we het begin en het eind: Er was eens en Ze leefden nog lang en gelukkig. Maar ja, wat moet er tussenin? De een vindt het moeilijk, de ander schrijft het blad helemaal vol, zodat de tekening op de achterkant komt. Er wordt gewerkt, en hoe! En dat terwijl ze in de afgelopen week ook al een abc hebben gemaakt!
Groep 5/6 is afgelopen week ijverig bezig geweest: ze bedachten hun eigen stripsprookje. Sommige kinderen zelfs meer dan één! Van de stripsprookjes gaan we verder met klutssprookjes. Elk groepje mag drie kaartjes trekken uit drie verschillende tasjes. In tas 1 zitten kaartjes met sprookjestitels, in tas 2 met een dier en in tas 3 met een sprookjesfiguur. Zo krijgen ze geklutste sprookjes, bijvoorbeeld Roodkapje, kikker en fee. De leerlingen overleggen wat ze met deze combinatie kunnen doen. Natuurlijk illustreren ze hun verhaal zelf. Volgende week mogen ze me de resultaten mailen.