En het is niet eens de vijfde (3)

En het is niet eens de vijfde (3)

En het is niet eens de vijfde (3)

Rouwtranen

Een week weg zorgde voor veel voorbereiding. Dat vind ik altijd leuk, het is al voorpret. En ik houd erg van voorpret. De eerste vraag was hoe lang ik zou blijven. Alleen de trouwdag zou niet kunnen, dat was van alles te veel. De woensdag heen en vrijdag terug zag ik ook niet zitten. Voorbereidende experimenten hadden me geleerd dat 24 uur ná iets leuks met prikkels de man met de hamer altijd op mijn pad kwam. Als hij meteen zou komen zou ik mijn grenzen beter kennen maar dit achterbakse, dat je dacht dat het goed ging en dat hij je toch nog pootje lichtte, is ronduit gemeen.

Als ik vier dagen bleef zou dochter Margryt mee kunnen gaan en dat was behalve gezellig ook een rustgevend idee want veel vertrouwen heb ik nog niet in mijn long Covidlijf. Toch leek een week me beter in verband met alle rustmomenten. Als je veel moet rusten is een dag zomaar om. Ik wilde graag mijn auto mee zodat ik niet afhankelijk was van onbekenden. Lilan en Rania hadden het natuurlijk druk met voorbereidingen en met familie die overal vandaan kwam.

‘Ik breng mem,’ zei Margryt, ‘dan ga ik met de trein terug. En een week later doe ik het andersom.’
Dat was een geruststelling. Volgende punt: een onderdak, het liefst een B&Beetje. Bij de meeste was er geen plaats meer voor de hele week of er waren andere bezwaren. Toch vond ik er één en het contact met de eigenaar was meteen plezierig. Het bed op de foto zag er als een wolk van zachtheid uit. Voor de warme maaltijden zou ik eten van Uitgekookt bestellen, dat scheelde boodschappen, afwas en energie. Om voldoende rust te krijgen schakelde ik voor boodschappen en andere klussen familie en vrienden in en op zondag om 12 uur reden we weg. Margryt genoot van het rijden in mijn Cactus en deed pogingen me rustig te houden. Wat nooit lukt als ik samen met mijn ADHD-dochter ben. Gezellig was het zeker wel. Onderweg namen we de tijd voor een warme hap, dan hadden we die ook maar binnen voor die dag.

De B&B stond aan een ventweg die vlak naast een grotere weg gelegen was. We zagen een compleet huis waarvan alle rolluiken waren gesloten. De dichte deur had in lange tijd geen mensen toegelaten, gezien het aantal spinnenwebben. Naast het huis hield een roestige ijzeren poort ook al de deuren dicht. Daarnaast was een kleiner poortje zonder deur en weer daarnaast een soort schuur of garage die vermoedelijk bij nummer 29 hoorde. Het idee garage werd bevestigd door het feit dat er twee Landrovers in verregaande staat van ontbinding op de binnenplaats stonden, vele stapels stenen en aan de andere kant van de poort een vurenhouten lijkkist die veel weg had van die van mijn man, een paar maanden geleden. Dat kwam aan.

Margryt ging op zoek naar een deur die wel open wilde gaan en vond die aan de achterkant van de schuur die geen schuur was maar een B&B. Samen gingen we kijken en zagen vlak achter de deur een flodderig gordijntje met op de vloer een mat die zijn naam niet waarmaakte. Struikelmateriaal, zeker als je nogal eens valneigingen hebt. De deur rechtdoor gaf toegang tot de wc/douche, de deur links leidde naar de keuken. Op de tafel stond een deel van het ontbijt al klaar onder huishoudfolie, de rest bevond zich in de koelkast. De tafel was niet zo groot maar er pasten 4 zeer rechtoppe stoelen met een rieten zitting omheen. Om de hoek was de slaapkamer met inderdaad de droom van een bed en uitzicht op een groene tuin, groen van hoog opgeschoten gras en een boom die veel vruchten droeg. Het leken me een soort pruimen toe. De schuifdeur gaf toegang tot het terrasje met een tafeltje en twee stoeltjes.In de slaapkamer stond nog een erg laag bij de grond nep-leren bankje waaruit ik nooit meer op zou kunnen staan. ‘Hoog bed,’ zei Margryt. ‘Ja, lekker,’ zei ik en ging erop zitten. Wat een zalig bed! Maar was het genoeg?
Ik keek om me heen, hoorde af en toe geflapper alsof er iemand aan kwam. Zou het een samenspraak zijn tussen het gordijn en de mat? Daar kwam het wel vandaan. Ik schudde mijn hoofd. ‘Hier wil ik geen week zitten,’ fluisterde ik.
‘Ik laat mem hier ook niet graag achter,’ zei Margryt.
Was Johan maar hier, dacht ik. Ik begon een gesprek met hem, nee, hij met mij. ‘Heb je alles wel goed overdacht?’ ‘Ik dacht van wel.’ Ik voelde me een heel klein oud meisje op een heel groot bed.
‘Ik ga bellen,’ zei ik na een poosje tegen Margryt. ‘Dit wil ik niet.’
‘Is het niet beter eerst iets anders te hebben?’
‘Hier wil ik in ieder geval niet blijven.’ Mijn hoofd kon maar één beslissing tegelijk aan. Ik belde en de gastheer nam op. Ik vertelde hoe ik de ontvangst beleefde en bij de lijkkist schoot ik vol. ‘Een paar maanden geleden heb ik mijn man in zo’n soort kist laten cremeren.’ Ik deed mijn best de tranen in te slikken.
‘O, wat erg! Die stond er nog van een toneelstuk, het spijt me vreselijk!’ Hij nam het me niet kwalijk dat ik verder wilde kijken.

Praktische Margryt stelde voor ergens wat te drinken en dan in alle rust iets anders te gaan zoeken. Dat deden we en het lukte en zo zit ik nu in een prettig appartementje met een terrasje en heel veel vliegen én met een oven met veel functies zodat ik hier ook de maaltijden van Uitgekookt kan laten komen. O! Uitgekookt! Dat moest ik doorgeven! Of dat zou lukken?