Pinksterdagen
De laatste jaren was het vaste prik: tijdens het pinksterweekend maakte ik kippensoep. Alles vers en biologisch én lekker! Het had een reden.
Tijdens het pinksterweekend zat ik altijd in mijn chalet in Gaasterland om te schrijven en te genieten van het lange weekend. Er was van alles te doen op de camping, en dat maakte de sfeer, zelfs als ik in mijn eentje zat te schrijven, gezellig. Op eerste pinksterdag werden de hekken in gereedheid gebracht voor de tweede pinksterdag, de dag dat de fietselfstedentocht langskwam. Het zorgde voor de nodige reuring. Zelfs als je niet achter een hek langs de weg stond hoorde je de hele dag getoeter, aanmoedigende kreten, applaus en hoera.
De fietselfstedentocht was de reden dat ik de dagen ervoor soep kookte omdat oudste zoon Lykele de tocht meefietste en het leuk vond om bij zijn mem langs te gaan voor de laatste boost naar Bolsward. Het laatste stuk, dat voor een deel over een slingerdijkje langs het IJsselmeer liep, kon nog wel eens pittig zijn vanwege de wind die daar vaker tegen dan mee zat.
De eerste jaren, hij was toen student, was het vervoermiddel nog niet zo professioneel als de laatste jaren, en getraind waren ze ook niet. Met een groepje gingen ze gewoon die fietstocht doen, soms op hun eigen fiets én er was een jaar dat ze op een bakfiets die ruim 200 km. deden. Een van zijn collega’s was al zo moe dat hij dringend om de wc vroeg om daar zijn maag te legen. In die tijd kwam je nog wonderlijke gezelschappen tegen die op bijzondere fietsen of in dito kleding fietsten, die door de toeschouwers werden aangemoedigd en toegejuicht om vooral door te zetten. Het jaar dat tweede zoon Menno meedeed, was ook niet gemakkelijk omdat er veel wind stond en vooral het laatste stuk, over de Zuiderzeedijk, zouden ze het pal in de wind hebben. Menno liet zich, eenmaal bij mijn chalet, languit op het gras vallen als wilde hij nooit meer opstaan. Dan had hij wel buiten z’n grote broer gerekend! Na een broodje en koffie moest hij weer mee, werd hij op zijn fiets gepraat en veel later zelfs nog een stuk geduwd zodat ook hij ten slotte Bolsward haalde. Al was dat voor hem eens maar nooit weer.
Er volgde een tijd zonder tocht, met andere belangstellingen, tot Lykele weer mee wilde doen met een aantal collega’s. Dat jaar pakten ze het anders aan: de mannen gingen trainen en ze zorgden voor goed materiaal. ‘Kunnen we bij mem ook weer wat hartigs krijgen en koffie of thee?’ vroeg Lykele al weken van tevoren. Dat kon en zo ontstond een nieuwe traditie. Ik maakte een enorme pan kippensoep, met biologische kip en veel verse groente, dat precies de ingrediënten bevatte om de tocht tot Bolsward af te kunnen maken. Dat werkte, hoorde ik later van Lykele. Een collega die de tocht voor het eerst meefietste zei het herhaaldelijk tegen hem: ‘Zonder de soep van je moeder had ik het niet gered.’ Het weer – en dan vooral de wind – kon de grote spelbreker zijn. Er was een jaar dat het een makkie was met een heerlijk zonnetje en weinig wind. Het zwaarste jaar was in 2022, toen het hard waaide en bijna de hele dag regende. Bovendien was het koud en het fietsen viel de mannen, en één dame, niet mee. In Dokkum waren ze zo nat en koud dat Lykele overwoog om ermee te stoppen. Slechts het idee dat ik zoveel honderd kilometers verder op hem wachtte, met soep en koffie, maakte dat hij toch weer op de fiets stapte. Dat jaar, mijn eerste long Covidzomer, was Johan erbij om me te assisteren. Het maken van
de soep kostte me al zoveel energie dat ik het niet aandurfde om het gezelschap alleen te ontvangen. Het regende en regende, ook toen ze aankwamen. Binnen in mijn chalet hadden we het kacheltje branden en de tafel midden in de kamer neergezet met stoelen er omheen. ‘Maar alles wordt nat!’ protesteerden de gasten toen Johan zei dat ze de natte jassen wel buiten onder het afdak konden laten. ‘Want alles is nat!’ ‘Maakt niet uit, het is maar water,’ zei Johan en zo zaten ze met z’n allen bij te komen. Wij genoten van deze jaarlijkse visite, ook al viel het anders uit dan voorheen. Hoe anders dat realiseerde ik me vorig jaar, toen ik weer soep stond te maken. Terwijl de bouillon tegen de kook bleef hangen wist ik ineens dat ik het niet zou kunnen, om deze fietsers te begroeten, te horen hoe ze met me meeleefden en hoe ik tegelijk vrolijk wilde blijven, net als voorheen. Ik belde de avond ervoor Tineke, de vrouw van Lykele, of ze me wilde helpen. En nog later of ze het helemaal van me over wilde nemen. Het was te veel. Te veel herinneringen, te veel emoties, te weinig energie.
Dit jaar ben ik thuis; ik heb geen kippensoep gemaakt. De fietsploeg is niet wezen fietsen, ze waren uitgeloot. Lykele fietste eerste pinksterdag met Tineke, geen elfstedentocht, maar elders is het ook mooi. Voor mij zijn het stille pinksterdagen met veel gedachten, foto’s en dit stukje.