Covid en zo 5
Een paar dagen geleden, toen ik voor het eerst tijdens deze ziekenhuisopname onder de douche stond, schoot ineens door me heen: ‘De idioot in het bad’ het gedicht van Vasalis. Zolang geleden gelezen, de indruk die het toen maakte om nu, decennia later, tevoorschijn te komen. Het warme water, de verlichting die het brengt, de zuster die helpt, de onbeholpenheid en de kwetsbaarheid van de idioot, of het oude mens, het is er weer, nu er rust in mijn dagen begint te komen. Ik zoek het op en voeg het hierbij in. Dit is wat kunst en cultuur vermag: woorden of beelden geven aan gevoelens die vaak ingewikkeld lijken, waarvan ik niet meer wist dat ze op mijn harde schijf stonden, deze woorden, zoveel jaar geleden geschreven, hebben hun zeggingskracht nog niet verloren. Al zegt de juf in mij dat je dan wel ooit kennis hebt moeten maken met kunst, literatuur, poëzie. Ooit komt het terug!
De idioot in het bad
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en vaak hakend in de mat,
lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week de idioot naar ‘t bad.
De damp, die van het warme water slaat
maakt hem geruster: witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.
De zuster laat hem in het water glijden,
hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
en om zijn mond gloort langzaamaan een groot verblijden.
Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
komen als berkenstammen door het groen opdoemen.
Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
en hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.
En elke keer, dat hij uit ‘t bad gehaald wordt,
en stevig met een handdoek drooggewreven
en in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.
En elke week wordt hij opnieuw geboren
en wreed gescheiden van het veilig water-leven,
en elke week is hem het lot beschoren
opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.
M. Vasalis (1909 – 1998)
Uit Parken en woestijnen (1940)
Nu is het zondagochtend 5 december. Ik zie de verpleegkundigen die Sinterklaas niet voorbij wilden laten gaan; één van hen kocht veertjes die net de bijzondere touch aan hun outfit geeft. Pietjes! Bij de koffie gevulde speculaasmuffins, lekker.
Zondagochtend, de tweede keer. Nu begrijp ik zoveel meer. Op zondag is er minder personeel. Na het wassen is het bed niet opgemaakt. Omdat ik in het weekend kwam, dacht ik dat het zo hoorde. Nu weet ik dat door de week het bed opgemaakt klaar staat na de wasbeurt. En vanmiddag kon iemand het niet laten om mijn bed te maken: ‘Alsof er een bom in dat bed is ontploft, dat kan toch niet!’ Op zondag zijn de werkzaamheden anders. De dagelijkse schoonmaak is er niet, maar degene die die taak vandaag op zich neemt, doet dat serieus. Een ander gaat bij de kamers langs om patiënten te wegen, want met longen verlies je zo kilo’s. Spieren wel te verstaan en die heb je juist nodig als je op moet krabbelen en moet herstellen. Het kost de heilige drie-eenheid geduld, mentale- en spierkracht.
Ik wandel over de afdeling. Iemand steekt een hand op en ik zwaai terug. Mijn vroegere buurman ziet me langskomen en steekt de hand op. ‘Hoe is het?’ ‘Een stuk beter!’
De ruimtes van waaruit ik geluiden hoorde die ik niet kon plaatsen vullen zich nu met beelden. Veel computers, mensen die erachter zitten om de dagelijkse stand van zaken bij te houden. Belangrijk om zo door te geven wat zorgelijk is, verbeterd moet worden of onderzoek behoeft. Ik hoor vanuit kamers hoe ze de patiënten die hier nog niet lang zijn aanmoedigen. ‘Toe maar, kunt u best! U moet wel eten, hoor. Wilt u nog een eitje? Wat drinken? We hebben ook toetjes: yoghurt, vla, zeg het maar. Even uw benen optrekken, ja, ja, gaat goed…’
De zorgmedewerkers waren vanaf de eerste minuut dat ik binnenkwam betrokken. Tot de deur binnenkort achter me dichtgaat, dan gaan zij verder, steeds weer opnieuw voor mensen zorgen, geen fouten maken, ondersteunen en doorgaan. Zij gaan verder in dit rare klimaat van mensen die van alles roepen zonder de verantwoordelijkheid van hun eigen aandeel op zich te willen nemen. Heb je zo’n goed afweersysteem dat je het niet nodig vindt om twee prikjes (!) in je arm te laten zetten? Doe het voor je buurman, je buurvrouw, je ouders of grootouders. Iedereen heeft die verantwoordelijkheid!
Ik douche voor het eerst alleen, begin me weer zekerder te voelen. Als de controles komen zit mijn zuurstof op de grens. ‘Zullen we het eens proberen?’ vraagt de zuster en vlotter dan Groningen van het gas af is, ben ik van de zuurstof af. Nu mag ik zonder rollator en zuurstof wandelen. Vrijheid! En vooral rustig blijven!
Het is bijna tijd voor de overdracht. ‘Ik ben moe,’ hoor ik een verzorgende kreunen. ‘Ik wil naar huis!’
Nog even…