Covid en zo 4
Vandaag vieren we Sinterklaas met het gezin van de oudste. Via de WhatsAppgroep van de familie zullen we een paar pakjes uitpakken en eventuele gedichten voorlezen. Daarna gaan ze met zijn vieren verder. Ik verheug me er erg op.
Na de douchebeurt, helemaal zelfstandig uitgevoerd, op de voeten na, zit ik op de rand van het bed uit te rusten. Een arts verschijnt, samen met nog een arts. Het spijt me, ik kan geen namen geven of gezichten beschrijven want iedereen is in blauwe pakken gehuld, met mondkapjes op en brillen voor. Vooral in het begin is dat verwarrend, tot je hier lang genoeg bent om verpleegkundigen en verzorgers te herkennen aan de stem, de schoenen, het postuur of andere uiterlijke kenmerken die ondanks het pak zichtbaar zijn. De vrouwelijke arts vertelt hoe het met me gaat: goed, op dat hoestje na. En ik kan nog niet zonder zuurstof. Eigenlijk ben ik nu te goed voor deze afdeling maar niet goed genoeg voor thuis. Misschien, als er meer ‘beddendruk’ komt, is het goed dat ik naar een andere afdeling verhuis. Grote schok! Voor mij is er maar één uitgang, en ik lig er vlakbij, en die leidt naar huis. Misschien maandag… Ik probeer niet hoopvol te worden, maar ben het wel natuurlijk.
‘Verhuizen, dat snap ik.’ Ik merk zelf ook wel dat ik te goed word. ‘Maar ik wil graag weten wanneer, in verband met Sinterklaas.’ En ik leg uit. Hoe klein de verhalen ook zijn, artsen en allen die hier werken nemen altijd de tijd om naar zulke verdrietjes te luisteren. ‘U hoort nog van ons.’
De dokters gaan op naar de volgende patiënt terwijl ik probeer het nieuws positief te benaderen. Je bent er bijna, Hanneke! Even doorzetten. Dan denk ik aan Sinterklaas. Het liefst wil ik me dan afzonderen. Buurman is soms wat lawaaiig en ik wil niet dat de kinderen allerlei geluiden meekrijgen die ze niet thuis kunnen brengen. Ik vraag een verpleegkundige om raad; ze ontsluit meteen een deur waar nog op staat Niet betreden. Het is er koud en schemerachtig maar stil!
De oudste zoon meldt zich via WhatsApp, pake thuis en beppe hier zitten er klaar voor. Vol verwachting klopt ons hart! Dit jaar mag de oudste eerst uitpakken en dat ben ik. Vier prachtige, kleurige soepkommen zitten in de doos! Ik ben dol op soep, de zusters vinden het leuk dat ik ze krijg want ze weten dat ik iedere dag een kommetje bestel tijdens de lunch. Toepasselijk. Manlief heeft cadeau’s met lekkere gore gedichtjes en de kleinkinderen lezen ook voor. Wat fijn dat ze nu hun eigen gedichten kúnnen lezen! Het is een bijzonder feestje, hoe klein dan ook. En zo knap van de kleinkinderen die, nota bene weer in de decembermaand, zoveel voor hun kiezen krijgen. Want wat waren ze overstuur toen ze me zagen met die zuurstofdraadjes. De oudste kleindochter wist dat haar ouders die week naar een crematie waren geweest, een tante van schoonzoon. En dan ligt beppe ook nog in het ziekenhuis! Ze mogen niet komen. Er komt hier bijna geen bezoek en als het bezoek is, herken je ze niet omdat iedereen in een blauw pak loopt met mondkapje en spatbril. Plus de spanningen voor de kinderen die er altijd zijn in de Sinterklaastijd, bijvoorbeeld omdat je voor het eerst een surprise hebt gemaakt. Zal die persoon wel op school zijn of is hij/zij ziek of verkouden? Zoveel vragen. Maar ze zijn ook veerkrachtig, onze kleinkinderen, en samen hadden we een knus videofeestje. Ik besef hoe blij ik mag zijn met de mensen die me dragen, op afstand, maar toch.
Ik denk aan de vele vragen die buurman gisteravond kreeg, die iedereen krijgt. Want al waren de gordijnen dicht, dat wilde ik graag omdat ik weet wat er komt kijken bij een opname, mijn oren stonden als antennes uit. Niet omdat ik zo nieuwsgierig ben, al ben ik dat vaak wel, maar omdat ik het hoor! Over keuzes die je moet maken: wil je gereanimeerd worden? Beademd? Op de ic? Hoe zag je leven eruit voordat je ziek was? Iedereen heeft tijdens de vele praatprogramma’s artsen kunnen volgen over de afwegingen. Nu zit ik erbij, op de tweede rang en luister. Buurman zegt op alles Ja, wel gereanimeerd, wel ic, wel beademd. De dokter gaat weg, alles genoteerd. Later komt er een verpleegkundige: ‘Wat doet u zoal? Hoe vult u de dag?’ Als puzzelstukjes zie ik hoe er een mensenleven voor me komt te liggen. Het valt me op dat hij graag zijn best wil doen, bij alles wat iedereen van hem vraagt. Ook als diverse prikzusters bloed uit zijn aderen proberen te persen, vindt hij dat goed, al ervaart hij de bloedafnames als pijnlijk. Weer later op de avond komt de arts terug en terug op het eerdere gesprek. Ze vertelt over de consequenties van de keuzes die hij zo snel maakte. Reanimatie kan beademing inhouden, beademing is zwaar. Dat wil zeggen het inbrengen van de tube niet, maar eventueel weer zelfstandig ademhalen wel. Dan valt er niet veel te zeggen over een gunstige afloop en wil je dat? Wil je een goede kwaliteit van leven? Behoedzaam leidt de arts het gesprek, zonder te sturen, in eenvoudige begrijpelijke taal. Voor de zoveelste keer ben ik onder de indruk als ze weggaat en de buurman zijn besluit heeft genomen.