Schrijflap

Blogberichten

  • It Ferbeane Boek, verrassing!

    It Ferbeane Boek, verrassing!

    Je hebt een boek in je hoofd, een Frysk kinderboek. Niet gek, want het wemelt in je hoofd van Fryske berneboeken. Het moet een boek vol fantasie worden en als je begint, heb je eigenlijk geen idee waar je aan begint. Maar het Letterenfonds gaf je een projectsubsidie, dus die zien het wel zitten en jij hebt zin om dit boek te schrijven.

    Er is een maar, al ben je dat gewend. Waar het met het boek precies heengaat weet je niet, waar het met jezelf naar toegaat ook niet. Er staan operaties te wachten, en je denkt dat het gaat om de tweede heup. Net als in het boek, verrast het leven je, in dit geval met twee operaties, twee nieuwe knieën. Dat betekent naast pijn veel oefenen en revalideren. Heb je dan nog tijd en energie om een boek te schrijven?

    Het blijkt wonderwel te werken, als je er met je heupen of je knieën doorheen zit, is er het boek, is er de vreugde want er is fantasie. Veel! Over het jongetje dat nog steeds niet leest maar zijn zusje van zes inmiddels wel. Dat hij bij de buurman een heel oud boek, met een zilveren slot erop, ziet dat hem wenkt: lees mij, lees mij. Huh? Een boek dat hij wil lezen? Als hij het op wil pakken komt de boze buurman binnen die hem toesnauwt dat dat boek voor hem verboden is! En dus wil hij hoe dan ook dat boek lezen! Zijn buurmeisje Feyza wil hem helpen om dat boek in handen te krijgen en toch te leren lezen, wel zo handig. Maar waar is het sleuteltje? En als hij het heeft gevonden en het in het slot steekt, klapt de deur van de kamer dicht zodat Feyza er niet bij kan zijn als hij het boek ingezogen wordt, weg van Feyza, de buurman, zijn ouders en zijn zusje; dan wacht hem een echt leesavontuur. Gelukkig is hij niet altijd alleen, want de hond en de kat waar hij over leest, Smycht en Skarlún, helpen hem. Hoe? Tsja, er zit maar een ding op: lezen!

    Het boek komt uit, er is geen mens die het ziet: coronatijd, winkels dicht. Zo jammer! Je kunt wel janken, het is een boek om te lezen, voor te lezen, over te werken, te lachen en zelf je fantasie aan het werk te zetten. Dan komt er een reactie: wat een geweldig boek, ‘Je zit meteen mee te puzzelen, spannend, fris, fijn, een heel fijn boek! Ik wil er 80 van hebben om er kinderen mee te verrassen, om het ze te laten lezen en erover te werken!’

    Precies waar jij van droomde! Ze bestelt die 80 stuks bij de uitgever en mailt tot slot het volgende: ‘Ik hoop vurig dat er een Nederlandse vertaling van komt, want het is natuurlijk hét boek over lezen en creatief schrijven, het is bijna een leerlijn in zichzelf, en een must have voor bijvoorbeeld Schoolschrijvers om bij kinderen leesvaardigheid, woordenschat en creatief denken te vergroten.’

    Ik ben benieuwd en blij: wat zullen die 80 kinderen zeggen?

    Hanneke de Jong
  • Vervolg op In vrijheid

    Vervolg op In vrijheid

     

     

    Mijn hoofd was nog niet uitgevraagd, zelfs niet nadat ik in mijn vorige blog mijn ei had gelegd. Want waarom is men in China bang voor kinderboeken? Zo bang dat ze de schrijvers ervan, dat wil zeggen schrijvers van hun onwelgevallige kinderboeken, opsluiten en heropvoeden? Het antwoord kwam weer via de tv tot me.

    De laatste uitzending van DWDD had als thema het afgelopen decennium. Een van de gasten was Ruben Terlou die programma’s in en over China maakt. Hij vertelde dat een dieptepunt van de laatste tien jaar, wat hem betreft, het verbod op de film van Winnie the Pooh is. Wat? Winnie the Pooh? Dat lieve beertje dat niemand kwaad doet?

    ‘Waarom?’ was de logische vraag. Het antwoord vind je in minuut 41.30 van https://www.bnnvara.nl/dewerelddraaitdoor/videos/523816

    Hoe we ook kunnen foeteren op dingen die niet deugen in Nederland, we mogen wel schrijven, zelfs of juist ook voor kinderen, wat we willen. Als er geen uitgever is die er brood in ziet, geven we het in eigen beheer uit. Maar we mogen schrijven, uitgeven, laten lezen of zelf voorlezen wat we willen. Het enige kompas dat we nodig hebben is dat van ons eigen geweten. Daar gaat, heel erg gelukkig, de overheid niet over. Want wij leven in een vrij land!

     

     

    Hanneke de Jong
  • In vrijheid kunnen schrijven

    In vrijheid kunnen schrijven

    Onlangs viel de catalogus van de White Ravens, de 200 witte raven van de Europese jeugdliteratuur, door de bus. De Bonsterkes, the Bonsma Family, stond er ook in, ongetwijfeld mede dankzij de vrolijke tekeningen van Linda de Haan. Zoveel mooie boeken, in alle vrijheid geschreven.

    Wij leven bijna 75 jaar in vrijheid. Wij mogen schrijven wat we willen, we mogen de meest fantastische of kritische verhalen, sprookjes en boeken schrijven die we willen en als we er geen uitgever voor vinden, mogen we het zelf uitgeven en verspreiden.

    Uitgevers, als je die hebt, lopen zich het vuur uit de sloffen om de boeken in hun fonds ook in verre buitenlanden uitgegeven te krijgen. De boeken die wij hier in vrijheid schrijven, worden zo wereldwijd verspreid.

    De laatste dagen liet een vraag mij niet los. Voor mij is het een theoretische vraag, aangezien ik denk dat mijn witte raaf De Bonsterkes niet meteen de wereld verovert, maar toch, ik stelde mij de vraag: wat zou je doen als je uitgever belde en jubelde: ’Moet je horen, een uitgever in China wil The Bonsma family uitgeven, is dat niet geweldig?’ De uitgever had vast al dollartekens in zijn ogen! Zou ik dan de moed hebben om te zeggen: ‘Nee, doe maar niet, het bewind staat me niet aan?’

    Want als ik in China zou wonen, zou ik de boeken mogen schrijven die ik wil? In de taal die ik wil? Zonder bang te hoeven zijn in een van de heropvoedingskampen terecht te komen die doen denken aan de concentratiekampen van ruim 75 jaar geleden?

    Gisteravond kwam het antwoord bij Nieuwsuur. De 20-jarige Alerik, nu wonend en studerend in Nederland, vertelde over zijn vader die kinderboekenschrijver is. Daardoor is zijn vader iemand van aanzien en met invloed binnen de Oeigoerse gemeenschap. Voor de Chinezen reden om hem op te pakken en in een heropvoedingskamp te stoppen. Al weet Alerik dat zijn vader hard wordt aangepakt als hij onwelgevallige dingen zegt, hij zwijgt niet.

     

    Als Alerik aandacht vraagt voor de situatie van zijn vader, van zijn volk dat moet worden gehersenspoeld, kunnen wij, als collega’s van Aleriks vader daar dan zo aan voorbijgaan? Of komen wij voor hem op? En hoe dan? Heeft een petitie zin, heeft het Letterenfonds daar contacten of zijn er andere mogelijkheden? Kan IBBY iets doen of kunnen wij als kinderboekenschrijvers laten weten dat voor een schrijver vrijheid het grootste goed is? Want wie weet hoeveel witte raven er in China zouden kunnen vliegen!

     

     

    Hanneke de Jong
  • Wees niet bang

    Wees niet bang

    In 2016 schreef ik het Friese jeugdboek Wês net bang, (mar wol foarischtich) in het kader van een leesbevorderingsproject Frysk voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Er zat een deadline aan vast, en ik haat deadlines, maar ik wilde dit boek zo graag schrijven. Het was het verhaal van Lilans vlucht, alleen, vanuit Syrië naar Nederland. Ze was destijds 17 jaar.
    We leerden elkaar kennen via haar tatoeage in haar hals van een vioolsleutel die ertoe leidde dat ze mijn viool kreeg omdat ze haar viool zo miste.


    We ontmoetten elkaar, het klikte, we mailden en stuurden elkaar privéberichtjes via Facebook. Op die manier loodste ze mij door Europa. Het was voor ons beide zwaar en ik bleef nog met veel vragen zitten, maar ik kon en durfde Lilan niet alles te vragen. Het was voor haar nog zo vers, en ze moest zich staande houden in elk AZC waar ze kwam. Omdat ze al snel 18 werd, was ze officieel volwassen en begon een leven waar ze nog niet aan toe was. Maar 18 is 18 in Nederland en het doet er niet toe of je eraan toe bent.
    Het boek stopte toen ze haar jongste broer Rolan in zijn armen vloog, maar haar echte leven in Nederland begon toen pas.

    Het Friese boek was een succes, maar omdat Lilan dat natuurlijk niet kon lezen, vertaalde ik het naar het Nederlands. Ik stuurde het naar verschillende uitgevers, die niet of negatief reageerden. Hun eigen schrijver had al een vluchtelingenverhaal geschreven, beter, sterker, dit miste diepte, er zaten dingen in die niet logisch waren enz. Natuurlijk vond ik het jammer, temeer omdat het niet af was, maar een aanzet voor meer. Ik printte het manuscript uit en stuurde het naar Lilan, zodat ze het kon lezen als ze eraan toe was.

    Deze week ben ik bij Lilan en het gezin te gast. Rania, haar moeder, vertelt over mijn boek dat ze laat lezen aan mensen die belangrijk voor haar zijn. Als ze die mensen later weer ontmoet, knuffelen ze haar en vertellen haar wat het boek met hun deed. Iemand las het voor aan zijn kinderen en kleinkinderen, een ander gaf het door aan een kennis. En zo krijgt de aanzet van een boek de betekenis zoals je die als schrijver graag wilt hebben: dat het gelezen wordt, dat het mensen aan het denken zet en laat meeleven, niet alleen met dit gezin, maar met de vele mensen die een dergelijke stap hebben gewaagd. Want het zijn niet de angsthazen die hun eigen land achter zich laten, maar de sterken die hier vervolgens niet voor vol worden aangezien of het redden niet waard zijn. 

    Samen met Lilan ga ik nu werken aan het boek dat we willen maken, zonder deadlines, maar hopelijk uiteindelijk met een redacteur en een uitgever. Redacteuren maken meestal manuscripten beter, ze zijn taalkundig uitstekend en zien de overbodigheden en de gaten in de tekst. Ze maken er een echt boek van. Maar zo niet, dan vinden we er wel iets op.
    Met Lilan gaat het uitstekend; vandaag krijgt ze haar rapport en een deel van haar diploma’s. Ze hield vol, ze is het enige meisje dat ICT studeert, ook toen een docent antwoordde, als ze vragen had, dat ze maar kapper moest worden. Inmiddels weet de man dat Lilan een van de besten van de klas is en noemt hij haar een voorbeeldleerling.
    Morgen beginnen we aan een nieuwe reis, Lilan en ik.

    Hanneke de Jong
  • Zomerwerkvakantie

    Zomerwerkvakantie

    Het weerzien met de familie Abdo was hartelijk. Met knuffels en zoenen, een kookboek en natuurlijk een sûkerbôle, omdat ik weet dat Lilan dat zo lekker vindt. Die eerste avond at ik bij Lilan en haar ouders thuis. Haar moeder had het eten klaargemaakt en de tafel prachtig gedekt.

    We praatten, over hoe ver ze nu waren, wat ze wilden bereiken, liefst binnen een paar jaar. Rania, Lilans moeder, vertelde over de vrienden die ze had gemaakt, op haar vrijwilligerswerk als gastvrouw voor bejaarden, bij buren en waar ze maar komt. Rania legt gemakkelijk contact en ze praat graag en veel, staat zichzelf toe om fouten te maken. Als ze een woord of gezegde hoort dat ze niet kent, zet ze dat meteen, met de Arabische betekenis erachter, in haar mobiel. Om het in de familie-app te delen zodat ze allemaal steeds meer woorden leren. De andere gezinsleden doen hetzelfde. Zo zei ik tegen Lilan toen ze me ophaalde: ‘Je bent een uitstekende chauffeur, Lilan.’ ‘Uitstekende, uitstekende, dat heb ik nog nooit gehoord,’ mompelde Rania achterin om het snel in de app te zetten. 

    De volgende ochtend gingen Rania en ik naar haar vrijwilligerswerk. Driemaal per week schenkt ze koffie en thee bij bejaarden die het gezellig vinden dat samen met anderen te doen. Iedereen knuffelde Rania uitgebreid en vroeg hoe het met haar ging. De afgelopen weken was ze ziek geweest. Ik weet dat ze hartproblemen heeft, maar dat ze ziek was, had ze niet verteld. Het was gezellig, ik merkte hoe de mensen haar waardeerden en zich zorgen maakten om haar. Rania zelf wuifde vrolijk alles weg, praatte met iedereen en had het naar de zin. Eenmaal weer thuis zag ik hoe de lijnen bij haar mond dieper werden en ze donkere kringen onder haar ogen kreeg. Ze was moe, maar daaraan toegeven was moeilijk. ‘Wij zijn sterke vrouwen, Hanneke,’ zei ze. ‘Ons hoofd is sterk, Rania,’ zei ik, ‘maar jouw hart en mijn gezondheid niet. En daar moeten we rekening mee houden.’

    Donderdag had de familie het druk met school; het was de laatste dag en ze zouden hun rapporten en evt. diploma’s krijgen. Ik zorgde die dag voor mezelf en liep prompt een voedselvergiftiging op, vermoedelijk een foute garnaal, waar ik ook de volgende dag nog naar van was. Niet erg, Zoher moest theorie-examen doen (en slaagde) en Lilan werd bij ‘de rode M’ ingewerkt. Zaterdagochtend bezochten we een kennis van Rania die haar bijles Nederlands had gegeven. Voor haar is het niet meer nodig, zei hij, en nu is Zoher aan de beurt.

    Het was een week vol emoties, vol liefde en herkenning, en wat ik heel bijzonder vind: vol vertrouwen, in elkaar en in een goede afloop. Lilan en ik maakten een begin met onze gesprekken, tot slot speelde Zoher nog voor me op de saz terwijl Rania erbij zong. Rania en Zoher maakten de laatste foto’s en daarna bracht Lilan me naar de trein met een hoofd vol verhalen.

    Voorlopig horen jullie niets op deze pagina, want, zoals ik Rania, Zoher en Lilan vertelde: een broedende kip mag je niet storen. Zoher vond die uitdrukking geweldig en hij kwam meteen in de app, samen met ‘Recht voor de raap’ en ‘Iemand een schop onder de kont geven’. Maar dat is bij de familie Abdo niet nodig!

    Hanneke de Jong