Nei La Palma: in bêste reis! (1)

Nei La Palma: in bêste reis! (1)


Nei La Palma: in bêste reis!* (1)

We gingen naar La Palma en ik nam mee: een virus. Een virus dat me al vanaf begin januari plaagde en steeds op een andere plek in mijn lijf opdook. Maar ja, je doet niks tegen virussen, hoogstens rust nemen en dat deed ik dan ook. Ik knapte op en zo stapte ik welgemoed, zin in zon en zee, het vliegtuig in.

Binnen het halfuur was er van mijn goede humeur weinig over, want ik werd bezocht door buikgriep. Daar was dat virus nog niet geweest! De steward(essen) verplaatsten een mevrouw zodat ik over drie stoelen kon worden gedrapeerd, vlak voor de toiletten. Een groot deel van de reis sliep ik en dat doe ik anders nooit!

Op La Palma werden we begroet door storm en striemende regen en schoonzus, die altijd autorijdt, vond dat knap vervelend. Sinds een paar maanden rijdt ze in een automaat en dat was ons C1tje niet. Ze kon de knoppen van de wisser niet vinden, van de lampen niet, hoe moest dat schakelen ook al weer? Scheldend en tierend reden we richting Los Llanos, waar het aan de andere kant van de bergen gelukkig beter weer werd.

De eigenaresse van het appartement wachtte ons op, met een kacheltje en het zachte topdekmatras waar ik om had gevraagd. Ik wist van vorige keren hoe hard het onderliggende matras was. De volgende ochtend scheen de zon zodat we van ons ontbijtje op het terras genoten. Dat was deel één van de vakantie, want daarna kwam er storm en regen in alle gradaties. We kregen er nog een kachel bij, want het was frio (koud) en ik werd ziek.

Het virus was kennelijk meegelift en ik kon alleen maar liggen en hoesten. Tot ik er genoeg van had en bij de Farmacia een hoestdrankje wilde halen. De apotheker zag mijn medicatielijst, hoorde me hoesten en stuurde me naar een kliniekje, want een hoestdrankje was niet voldoende, dat zag hij wel. We belandden bij een privékliniek omdat die meer opviel dan het miniziekenhuisje 100 meter eerder, er werden foto’s gemaakt en de conclusie was dat ik vermoedelijk bronchitis had, al sloot de dokter een longontsteking niet uit (maar dat wilde ik niet horen). Ik kreeg recepten mee, o.a. voor drie dagen antibiotica, en we gingen terug naar het appartement.

Het weer bleef slecht en ik voelde me steeds slechter tot ik na vijf dagen zei: ‘Ik moet terug, ik kan geen stap meer verzetten!’

Terug in het kliniekje bleek de lift het niet te doen en de afdeling radiologie was vijf verdiepingen diep. Omdat de kans groot was dat ik dat niet zou overleven, werden we naar het ziekenhuisje gestuurd. Daar werd ik in een rolstoel gezet, ik kreeg een kapje voor neus en mond met zuurstof en schoonzus werd naar de wachtkamer gebracht. Na drie uren kwam de boodschap dat ik niet opknapte en dat ik per ambulance naar het echte ziekenhuis, aan de andere kant van de bergen, zou worden gebracht.

Broeders legden me op de brancard, ik schreef snel een berichtje naar mijn zwangere dochter (hoe kon ik dat doen!!!): bel heit, ik ga nu naar het ziekenhuis. Ik zag hoe mensen ruimte maakten voor de brancard, half nieuwsgierig, half respectvol, want o, o, o, daar lag kennelijk iemand ernstig ziek te zijn. Ik dacht: ik ga nog niet dood, het is mijn tijd nog niet.

Vervolgens stoven we, met af en toe een gillende sirene, over de bergen naar het ziekenhuis. Een lieve broeder verzorgde me, hield me tegen als ik bijna van de brancard afrolde bij scherpe bochten en als ik de sirene hoorde, dacht ik dat schoonzus dit vast fantastisch vond. Alleen jammer dat ik achterin lag.

*In het Fries betekent ‘nei’ zowel na als naar; ‘in bêste reis’ heeft een dubbele betekenis: een prima reis of een fikse opdonder.