Een nieuw leven voor Lilan

Een nieuw leven voor Lilan

Een nieuw leven voor Lilan

De laatste maanden schrijf ik weinig over Lilan en haar familie; dat betekent niet dat er niets gebeurt! Aanvankelijk verbleef het gezin in het AZC waar Lilan en Ezzat al woonden. In die weken was Rolan, de jongste, nog in zijn jongeren-AZC omdat hij daar naar school ging.

Voor de ouders was er, naast vreugde, veel onzekerheid. Wanneer zouden ze weer samen in een huis wonen? Waar zouden ze een huis toegewezen krijgen? Hoelang zouden ze nog in dit AZC moeten blijven? Naast de vreugde om het weerzien waren er vragen, want het was natuurlijk wennen aan de Nederlandse samenleving. Waar zijn winkels en hoe gaat dat? Hoe kom je van hier naar daar? De kou, de regen, de wind, het andere klimaat, de kleine behuizing in het AZC, alles, alles was onbekend op hun kinderen na. En zelfs hun kinderen waren veranderd, volwassen geworden.

Achteraf, maar dat weet je van te voren niet, heeft het niet lang geduurd. Ze kregen een huis, ze konden op zoek naar spullen, bijgestaan door vrijwilligers die wisten waar je alles kon krijgen. Met hulp van buiten schilderden ze het huis en richtten ze alles in. Toen dat klaar was, woonden ze eindelijk, na ruim twee jaar, weer met zijn vijven in een huis. Maar nu met drie wolwassen kinderen, want ook Rolan, de jongste, vierde eind maart zijn 18de verjaardag en werd officieel volwassen.

Lilan gaat inmiddels naar school; ze is vast van plan om zo snel mogelijk Nederlands te leren. Tot de zomervakantie zit ze in een voorlopige groep en in juni bekijken haar docenten met haar waar ze na de zomer het beste geplaatst kan worden, zodat ze haar inburgeringsdiploma’s kan halen.

‘Je gaat toch nog wel het tweede deel van het boek schrijven?’ mailt ze me. Ze vindt het belangrijk dat mensen weten hoe dat gaat, zo’n eerste jaar in een nieuw land, het land van haar vaders dromen, het land waar haar toekomst ligt. Ik schrijf haar dat ik het eerste deel dat in het Fries uitgekomen is, over haar vlucht, aan het vertalen ben. Deze zomer gaan we samen met het tweede deel aan het werk. Ze komt bij mij op de camping, waar mijn schrijfchalet wacht, of ik ga naar Brabant om daar te schrijven.

Je zou zeggen dat uitgevers in de rij staan om dit boek te mogen uitgeven, zo actueel en zo eerlijk. Zo is het niet. Mijn mails aan uitgevers worden niet eens beantwoord; netjes vind ik dat niet. Maar net als Lilan, zet ik door. Dit verhaal moet verteld en uitgegeven worden. Jongeren moeten weten wat hun leeftijdsgenoten meemaken, waarom ze hun land ontvluchten en hoe zwaar die keuzes zijn. Pas als alles geschreven staat en uitgegeven is, ben ik tevreden. Al zullen we contact houden,  want Lilan, haar familie en ik, we zijn te zeer verbonden!